Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d’appel de Bruxelles (België) op 3 maart 2020 – bpost SA/Belgische Mededingingsautoriteit

(Zaak C-117/20)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour d’appel de Bruxelles

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: bpost SA

Verwerende partij: Belgische Mededingingsautoriteit

Interveniëntes: Publimail SA, Europese Commissie

Prejudiciële vragen

Moet het ne-bis-in-idembeginsel, zoals vastgelegd in artikel 50 van het Handvest, aldus worden uitgelegd dat het niet belet dat een bevoegde administratieve instantie van een lidstaat een boete wegens schending van het Europese mededingingsrecht oplegt in een situatie zoals in het hoofdgeding, waarin dezelfde rechtspersoon reeds definitief is vrijgesproken van een administratieve boete die hem door de nationale regelgevende instantie van de postsector wegens een vermeende inbreuk op de postwetgeving op grond van dezelfde of vergelijkbare feiten is opgelegd, voor zover niet aan het criterium van eenheid van het beschermde rechtsgoed is voldaan omdat de onderhavige zaak betrekking heeft op twee verschillende inbreuken op twee verschillende wettelijke regelingen die onder twee verschillende rechtsgebieden vallen?

Moet het ne-bis-in-idembeginsel, zoals vastgelegd in artikel 50 van het Handvest, aldus worden uitgelegd het niet belet dat een bevoegde administratieve instantie van een lidstaat een boete wegens schending van het Europese mededingingsrecht oplegt in een situatie zoals in het hoofdgeding, waarin dezelfde rechtspersoon reeds definitief is vrijgesproken van een administratieve boete die hem door de nationale regelgevende instantie van de postsector wegens een vermeende inbreuk op de postwetgeving op grond van dezelfde of vergelijkbare feiten is opgelegd, omdat een beperking van het ne-bis-in-idembeginsel zou worden gerechtvaardigd door het feit dat de mededingingswetgeving een aanvullende doelstelling van algemeen belang nastreeft, namelijk het veilig stellen en in stand houden van een systeem zonder verstoring van de mededinging op de interne markt, en die beperking niet verder gaat dan wat passend en noodzakelijk is om het legitieme doel van die wetgeving te bereiken; en/of om het recht op en de vrijheid van ondernemerschap van deze en andere marktdeelnemers uit hoofde van artikel 16 van het Handvest te beschermen?

____________