Language of document : ECLI:EU:F:2009:94

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

9 juli 2009

Zaak F‑85/08

Pietro Notarnicola

tegen

Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractant – Rapport aan einde van proeftijd – Termijnen – Ontslag aan einde van proeftijd – Motivering – Kennelijke beoordelingsfout”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Notarnicola vraagt om nietigverklaring van het besluit van de secretaris-generaal van de Rekenkamer van 16 juli 2008 tot bevestiging van het besluit van de directeur personeelszaken, informatica en telecommunicaties van 5 maart 2008 om hem te ontslaan.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker zal alle kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Proeftijd

(Ambtenarenstatuut, art. 34; regeling andere personeelsleden, art. 84)

2.      Ambtenaren – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Proeftijd

(Regeling andere personeelsleden, art. 84)

3.      Ambtenaren – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Proeftijd – Ontslagbesluit aan einde van proeftijd

(Regeling andere personeelsleden, art. 84)

1.      Artikel 34 van het Statuut heeft tot doel, de belanghebbende het recht te waarborgen om zijn eventuele opmerkingen bij het tot aanstelling bevoegd gezag in te dienen en tevens te verzekeren dat die opmerkingen door dat gezag in aanmerking zullen worden genomen. Een dergelijk doel moet ook worden toegeschreven aan artikel 84 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Waar de arbeidscontractant op proef in staat is gesteld om de administratie zijn standpunt kenbaar te maken over de beoordelingen van de beoordelaar, kan de vertraging bij de opstelling van het rapport aan het einde van de proeftijd, ook al vormt dit een onregelmatigheid gelet op de uitdrukkelijke vereisten van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en hoe betreurenswaardig dit ook is, niet de geldigheid van het rapport of, eventueel, van het ontslagbesluit in geding brengen.

De in artikel 84, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden voorziene termijn, volgens welke de beoordelaar uiterlijk een maand voor het verstrijken van de proeftijd het beoordelingsrapport aan de arbeidscontractant overhandigt, vormt geen opzeggingstermijn, maar beoogt te garanderen dat de functionaris zijn opmerkingen kan maken voordat de instelling een besluit neemt om de betrokkene al dan niet in zijn functie te handhaven op een datum die zo veel mogelijk samenvalt met die van het verstrijken van de proeftijd.

(cf. punten 31‑33)

Referentie:

Hof: 12 juli 1973, Di Pillo/Commissie, 10/72 en 47/72, Jurispr. blz. 763, punt 16; 8 oktober 1981, Tither/Commissie, 175/80, Jurispr. blz. 2345, punt 13; 25 maart 1982, Munk/Commissie, 98/81, Jurispr. blz. 1155, punt 8

Gerecht van eerste aanleg: 1 april 1992, Kupka-Floridi/ESC, T‑26/91, Jurispr. blz. II‑1615, punt 20; 5 maart 1997, Rozand-Lambiotte/Commissie, T‑96/95, JurAmbt. blz. I‑A‑35 en II‑97, punt 68; 21 september 1999, Trigari-Venturin/Vertaalbureau, T‑98/98, JurAmbt. blz. I‑A‑159 en II‑821, punt 57

Gerecht voor ambtenarenzaken: 18 oktober 2007, Krcova/Hof van Justitie, F‑112/06, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punten 33 en 35

2.      Ofschoon artikel 84 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vanaf de indiening van de schriftelijke opmerkingen van de functionaris op proef over de beoordeling van de beoordelaar over zijn geschiktheid om al dan niet in zijn functie te worden gehandhaafd, geen dwingende termijn bevat waarbinnen het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag zijn besluit moet nemen om hem in zijn functie te handhaven of om hem te ontslaan, moet het besluit van dat gezag om de betrokkene in zijn functie te handhaven worden genomen op een datum die zo veel mogelijk samenvalt met de datum van het verstrijken van de proeftijd.

(cf. punten 43 en 44)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Trigari-Venturin/Vertaalbureau, reeds aangehaald, punt 74

3.      Een besluit om een functionaris op proef niet in vaste dienst aan te stellen verschilt per definitie van het „ontslag” in eigenlijke zin van een persoon die als ambtenaar in vaste dienst is aangesteld. Terwijl in dit laatste geval een nauwgezet onderzoek moet plaatsvinden van de redenen die de beëindiging van een vaste dienstverhouding kunnen rechtvaardigen, moet het onderzoek in de besluiten betreffende de vaste aanstelling van functionarissen op proef globaal zijn en betrekking hebben op het al dan niet aanwezig zijn van een reeks in de proeftijd aan het licht gekomen positieve elementen waaruit blijkt dat de vaste aanstelling van de functionaris op proef in het belang van de dienst is.

Hetzelfde geldt voor artikel 84 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, aangezien het besluit om een arbeidscontractant aan het einde van de proeftijd (of tijdens de proeftijd) niet in zijn functie te handhaven eveneens per definitie verschilt van het ontslag van een functionaris die eerder op basis van een positief rapport aan het einde van de proeftijd in zijn ambt is bevestigd. In navolging van het besluit om een persoon al dan niet in vaste dienst aan te stellen, vereist het besluit om een functionaris al dan niet in zijn ambt te handhaven een globaal onderzoek van de proeftijd op grond waarvan kan worden vastgesteld of er al dan niet sprake is van een reeks positieve elementen waaruit blijkt dat de handhaving van de functionaris in zijn functie, in het belang van de dienst is.

Bovendien beschikt de administratie over een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot de beoordeling van de geschiktheid en de prestaties van een ambtenaar of functionaris op proef aan de hand van het belang van de dienst. Het staat dus niet aan het Gerecht voor ambtenarenzaken om zijn oordeel in de plaats van dat van de instellingen te stellen, waar het gaat om de resultaten van een proeftijd en de geschiktheid van een kandidaat voor een definitieve aanstelling of de bekrachtiging van zijn overeenkomst in de communautaire openbare dienst, daar zijn controle is beperkt tot de afwezigheid van een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid.

(cf. punten 70‑72)

Referentie:

Hof: Munk/Commissie, reeds aangehaald, punt 16; 17 november 1983, Tréfois/Hof van Justitie, 290/82, Jurispr. blz. 3751, punten 24, 25 en 29; 5 april 1984, Alvarez/Parlement, 347/82, Jurispr. blz. 1847, punt 16; 15 mei 1985, Patrinos/ESC, 3/84, Jurispr. blz. 1421, punten 13 en 25

Gerecht van eerste aanleg: Kupka-Floridi/ESC, reeds aangehaald, punt 52; Rozand-Lambiotte/Commissie, reeds aangehaald, punten 112 en 113; 27 juni 2002, Tralli/ECB, T‑373/00, T‑27/01, T‑56/01 en T‑69/01, JurAmbt. blz. I‑A‑97 en II‑453, punt 76

Gerecht voor ambtenarenzaken: Krcova/Hof van Justitie, reeds aangehaald, punt 62