Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 15 mei 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Kamenz - Duitsland) – MC/ND

(Zaak C-827/18)1

(Prejudiciële verwijzing – Artikel 53, lid 2, en artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verdrag van Lugano II – Artikel 22, punt 1 – Geschillen betreffende zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen – Teruggave van de opbrengst van de verhuur van een goed voor de eigendomsoverdracht)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Kamenz

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: MC

Verwerende partij: ND

Dictum

Artikel 22, lid 1, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend op 30 oktober 2007, waarvan de sluiting namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij besluit 2009/430/EG van de Raad van 27 november 2008, moet aldus worden uitgelegd dat een vordering van de koper van een onroerend goed tot betaling van een bedrag dat de verkoper aan huur van een derde heeft ontvangen, terwijl deze koper bij de betaling van dit bedrag weliswaar het bezit van dit goed heeft verkregen maar volgens de toepasselijke nationale regeling nog niet wettelijk de eigenaar ervan was, geen vordering inzake „zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen” in de zin van deze bepaling is.

____________

1 PB C 103 van 18.3.2019.