Beroep ingesteld op 23 december 2005 - Merglova tegen Commissie

(Zaak F-129/05)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekster: Eva Merglova (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en Y. Minatchy, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

het beroep ontvankelijk te verklaren;

het besluit van het TABG van 15 september 2005 houdende afwijzing van haar klacht, nietig te verklaren;

haar opnieuw in te delen in rang C*3 of C*2, met terugwerkende kracht tot 1 mei 2004;

subsidiair, de Commissie te gelasten haar aan te merken als bevorderbaar naar rang C*3 of C*2 tijdens de volgende bevorderingsronde, en de Commissie te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat zij niet met ingang van 1 mei 2004 in rang C*3 of C*2 is geplaatst;

hoe dan ook verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een ambtenaar van de Commissie die is aangeworven na de hervorming van het Statuut, maar die stond op de reservelijst van een vóór die hervorming bekendgemaakt vergelijkend onderzoek. Zij stelt dat artikel 2 van bijlage XIII bij het Statuut, op grond waarvan zij is ingedeeld in rang C*1, salaristrap 2, onwettig is.

Ter onderbouwing van haar exceptie van onwettigheid stelt verzoekster om te beginnen dat er sprake is van een schending van het beginsel van gelijkwaardigheid tussen de oude en de nieuwe loopbaanstructuur, dat is neergelegd in artikel 6 van het Statuut. Haar loopbaan wordt namelijk vertraagd door haar indeling in rang C*1.

Zij meent eveneens het slachtoffer te zijn geworden van een schending van het beginsel van gelijke behandeling in vergelijking met haar collega's van rang C4 of C5 die vóór 1 mei 2004 zijn bevorderd.

Ten slotte beroept zij zich op schending van het gewettigd vertrouwen dat bij haar was gewekt ten aanzien van het feit dat de nieuwe loopbaanstructuur geen verslechtering van haar arbeidsvoorwaarden zou meebrengen, op schending van haar verworven rechten en op het bestaan van misbruik van bevoegdheid.

____________