Hogere voorziening ingesteld op 23 november 2018 door VTB Bank PAO, voorheen VTB Bank OAO tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 13 september 2018 in zaak T-734/14, VTB Bank/Raad

(Zaak C-729/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: VTB Bank PAO, voorheen VTB Bank OAO (vertegenwoordigers: M. Lester QC, J. Dawid, barristers, C. Claypoole, solicitor, J. Ruiz Calzado, abogado)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening van VTB tegen het arrest van het Gerecht ontvankelijk te verklaren;

de beperkende maatregelen nietig te verklaren voor zover zij van toepassing zijn op VTB;

artikel 1 van besluit 2014/512/GBVB van de Raad1 , artikel 5 van verordening (EU) nr. 833/20142 , artikel 1 van besluit 2014/659/CFSP van de Raad3 en artikel 1, lid 5, van verordening (EU) nr. 960/20144 onwettig of buiten toepassing te verklaren;

de Raad te verwijzen in de kosten van VTB van zowel de procedure in hogere voorziening als de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel:

Het Gerecht heeft artikel 5, lid 1, onder a) van de verordening onjuist uitgelegd door te oordelen dat de voorwaarde dat een instelling „expliciet tot taak heeft het concurrentievermogen van de Russische economie te bevorderen, evenals de diversifiëring van de economie en de investeringen” niet van toepassing is op VTB als „belangrijke kredietinstelling”. Bijgevolg heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat de Raad geen kennelijke beoordelingsfout maakte met zijn besluit dat VTB voldeed aan de voorwaarden om op de lijst te worden opgenomen op grond van artikel 5, lid 1, onder a), van de verordening.

Tweede middel:

Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de criteria op basis waarvan VTB op de lijst werd opgenomen overeenkomstig artikel 1 van het besluit en artikel 5, lid 1, onder a), van de verordening, gelet op de doelstellingen van de beperkende maatregelen, gepast en evenredig waren.

Derde middel:

Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de op VTB toegepaste beperkende maatregelen zowel wat de criteria ervan betreft, als de beslissing om VTB op basis van die criteria op de lijst op te nemen, een evenredige inmenging waren in de grondrechten van VTB zoals gewaarborgd door de artikelen 16 en 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 1 van protocol 1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

____________

1 Besluit 2014/512/GBVB van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 229, blz. 13).

2 Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 229, blz. 1).

3 Besluit 2014/659/GBVB van de Raad van 8 september 2014 tot wijziging van besluit 2014/512/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 271, blz. 54).

4 Verordening (EU) nr. 960/2014 van de Raad van 8 september 2014 tot wijziging van verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (PB 2014, L 271, blz. 3).