ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

9 juli 2009

Zaak F‑104/07

Micheline Hoppenbrouwers

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Medisch onderzoek – Lichamelijke ongeschiktheid – Artikel 2, lid 1, van bijlage bij RAP”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Hoppenbrouwers vraagt om, kort samengevat, nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 18 december 2006 houdende weigering om haar als arbeidscontractante aan te stellen, op grond dat zij op 1 mei 2005 lichamelijk ongeschikt was.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Besluit vastgesteld na nieuw onderzoek van eerder besluit – Weigering om arbeidscontractant na advies van medische commissie aan te stellen

(Ambtenarenstatuut, art. 33 en 90, lid 2; regeling andere personeelsleden, art. 83)

2.      Ambtenaren – Regeling andere personeelsleden – Aanwerving van arbeidscontractanten op grond van artikel 2 van bijlage bij regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden

(Regeling andere personeelsleden, art. 82, lid 3, sub d, en bijlage, art. 2)

1.      Een beroep tot nietigverklaring van een besluit dat louter een bevestigend besluit vormt van een eerder besluit waartegen niet tijdig is opgekomen is niet-ontvankelijk, met dien verstande dat deze kwalificatie veronderstelt dat het besluit geen enkel nieuw element bevat ten opzichte van dat besluit en dat het niet is voorafgegaan door een nieuw onderzoek van de situatie van degene voor wie het besluit bestemd is.

In het kader van een beroep tegen een besluit houdende weigering om een arbeidscontractant aan te werven op grond van zijn lichamelijke ongeschiktheid, die is vastgesteld bij het medisch onderzoek dat aan de aanwerving voorafgaat, heeft de erkenning van de bevoegdheid om de medische commissie in te schakelen overeenkomstig artikel 33 van het Statuut noodzakelijkerwijs tot gevolg, dat het besluit dat na het advies van die commissie is genomen en niet het oorspronkelijke besluit moet worden aangemerkt als bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut. Anders zou de door het Statuut erkende bevoegdheid om de medische commissie in te schakelen immers haar nuttige werking worden ontnomen. Indien alleen het eerdere besluit houdende weigering van aanwerving moest worden aangemerkt als bezwarend besluit, zouden de personen die het advies van de medische commissie willen vragen gedwongen zijn om, teneinde een eventuele overschrijding van de voorgeschreven termijn te vermijden, tegelijkertijd met de inschakeling van de medische commissie een klacht in te dienen in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut, hetgeen afbreuk doet aan het nut van de bij artikel 33 van het Statuut ingevoerde procedure. Een dergelijke situatie zou eveneens in strijd zijn met het beginsel van proceseconomie.

(cf. punten 40, 49 en 50)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 18 september 1992, X/Commissie, T‑121/89 en T‑13/90, Jurispr. blz. II‑2195, punten 4, 5, 7, 11 en 12; 23 februari 1995, F/Raad, T‑535/93, JurAmbt. blz. I‑A‑49 en II‑163, punten 4, 5, 7‑9 en 11; 15 oktober 1997, IPK/Commissie, T‑331/94, Jurispr. blz. II‑1665, punt 24; 21 oktober 1998, Vicente-Nuñez/Commissie, T‑100/96, JurAmbt. blz. I‑A‑591 en II‑1779, punt 37; 18 janvier 2001, Ioannou/Raad, T‑65/00, JurAmbt. blz. I‑A‑15 en II‑67, punten 5, 8 en 13‑15; 3 april 2001, Zaur-Gora en Dubigh/Commissie, T‑95/00 en T‑96/00, JurAmbt. blz. I‑A‑79 en II‑379, punten 24 en 27

2.      Volgens artikel 2 van de bijlage bij de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden treedt de overeenkomst van arbeidscontractant voor onbepaalde tijd die onder de in artikel 2 genoemde voorwaarden wordt aangeboden aan ieder personeelslid dat op 1 mei 2004 in dienst is van de Gemeenschappen, uiterlijk in werking op 1 mei 2005. Volgens artikel 83, eerste alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden kan door het medisch onderzoek door een raadgevend arts van de instelling, waaraan de functionaris vóór zijn aanstelling wordt onderworpen, worden nagegaan of de functionaris voldoet aan de voorwaarden van lichamelijke geschiktheid voorzien in artikel 82, lid 3 sub d, van die Regeling.

Uit de toepassing van artikel 83, eerste alinea, juncto artikel 82, lid 3, sub d, van en artikel 2 van de bijlage bij de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden volgt dat een arbeidscontractant wiens overeenkomst uiterlijk op 1 mei 2005 in werking moet treden, ten laatste op die datum moet voldoen aan de voorwaarden van lichamelijk geschiktheid. Daar artikel 2 van de bijlage bij die Regeling een uitzondering vormt op de algemene procedure voor de aanwerving van arbeidscontractanten moet het eng worden uitgelegd.

Artikel 82, lid 3, sub d, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden kan derhalve niet aldus worden uitgelegd dat het voor de vaststelling dat aan de voorwaarden van lichamelijke geschiktheid is voldaan, volstaat dat de lichamelijke ongeschiktheid niet onomkeerbaar is en dat derhalve zelfs na een lange termijn opnieuw kan worden voldaan aan de voorwaarden van lichamelijke geschiktheid.

(cf. punten 71, 72, 75, 76 en 79)