Beroep ingesteld op 27 juli 2007 - Boudova e.a. / Commissie

(Zaak F-78/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Stanislava Boudova (Luxemburg, Luxemburg) en anderen (vertegenwoordiger: M.-A. Lucas, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van het stilzwijgende besluit van de Commissie van 23 september 2006, bevestigd bij brief van de directeur-generaal van het Publicatiebureau van de Europese Gemeenschappen (OPOCE) van 26 september 2006, houdende afwijzing van verzoekers' verzoek van 23 mei 2006 strekkende tot:

herziening van hun indeling in de rang B*3, vastgesteld bij het besluit om hen als ambtenaar op proef aan te werven, en herindeling in de rang B*6, op de datum waarop dit besluit in werking is getreden,

reconstructie, op die basis, van hun loopbaan tussen de datum waarop zij als ambtenaar op proef in dienst zijn getreden en de datum van de te geven beslissing,

betaling van het verschil tussen de bezoldiging waarop zij gedurende die periode recht hadden gehad indien zij in de rang B*6 waren ingedeeld en die welke zij als gevolg van hun indeling in de rang B*3 hebben genoten;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Vóór de inwerkingtreding, op 1 mei 2004, van verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen1 zijn verzoekers door de Commissie als hulpfunctionarissen aangesteld in ambten van correctoren bij het OPOCE, met het oog op de uitbreiding en de voorziening in die posten door middel van algemene vergelijkende onderzoeken.

Na met succes te hebben deelgenomen aan algemene vergelijkende onderzoeken die vóór 1 mei 2004 met het oog op de vervulling van die ambten voor de rang B5/B4 waren bekendgemaakt, zijn verzoekers op basis van na die datum bekendgemaakte reservelijsten aangeworven als ambtenaar op proef. Op basis van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut"), werden zij ingedeeld in de rang B*3.

Volgens verzoekers is hun beroep ontvankelijk, ook al hebben zij niet binnen de in het Statuut bepaalde termijn een klacht ingediend tegen de besluiten waarbij hun indeling in rang is vastgesteld, en wel wegens een nieuw en wezenlijk feit. Het betreft het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 13 februari 2006 om tijdelijke functionarissen die op basis van externe vergelijkende onderzoeken na 1 mei 2004 als ambtenaar waren aangesteld, te herindelen in de rang waarin zij zouden zijn ingedeeld indien zij vóór die datum als ambtenaar waren aangeworven.

Verzoekers achten zich door de herindeling van die ambtenaren van het Parlement gediscrimineerd en stellen dat zij dezelfde behandeling moeten genieten, aangezien zij in feite als tijdelijke functionarissen en niet als hulpfunctionaris waren aangesteld. Hun overeenkomst viel immers onder artikel 2 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAP), en niet onder artikel 3 van die Regeling, aangezien zij tijdelijk vacante ambten hadden moeten vervullen en geen ambtenaren of tijdelijke functionarissen hadden moeten vervangen die tijdelijk verhinderd waren hun werkzaamheden te verrichten. Subsidiair stellen zij dat indien zij wel als hulpfunctionarissen waren aangeworven, hun situatie in elk geval gelijk is aan die van tijdelijke functionarissen.

Tot staving van hun beroep voeren verzoekers één middel aan, ontleend aan schending van de artikelen 5, leden 3 en 4, en 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut, zoals uitgelegd in het licht van het beginsel van gelijke behandeling. Meer bepaald moet artikel 5, lid 4, van bijlage XIII bij het Statuut aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op tijdelijke functionarissen die op basis van externe vergelijkende onderzoeken als ambtenaar worden aangesteld, hetgeen belet dat de indeling in rang van deze categorie op basis van artikel 12, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut wordt vastgesteld.

____________

1 - PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1.