Beroep ingesteld op 19 november 2019 – Europese Commissie/Koninkrijk België

(Zaak C-842/19)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: W. Roels, A. Armenia, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk België

Conclusies

vaststellen dat het Koninkrijk België, door niet alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het arrest van 12 april 2018, Commissie/België, C-110/17, de verplichtingen niet is nagekomen die krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op hem rusten;

het Koninkrijk België veroordelen tot betaling van een dwangsom van 22 076,55 EUR per dag vertraging in de uitvoering van het arrest in voorgenoemde zaak C-110/17, te rekenen vanaf de datum van de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak tot en met de datum van de uitvoering van het arrest in voorgenoemde zaak C-110/17, te betalen op een rekening die de Commissie zal meedelen;

het Koninkrijk België veroordelen tot betaling van een forfaitair minimumbedrag van 2 029 000 EUR of, indien dit minimumbedrag wordt overschreden, een forfaitair bedrag van 4 905,90 EUR per dag, te betalen vanaf de dag van uitspraak van het arrest in voorgenoemde zaak C-110/17 tot en met de dag van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak of tot en met de dag van de uitvoering van het arrest in voorgenoemde zaak C-110/17, indien deze datum eerder valt, te betalen op een rekening die de Commissie zal meedelen.

het Koninkrijk België verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep klaagt de Commissie dat het Koninkrijk België heeft nagelaten de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het arrest van het Hof van 12 april 2018.

____________