ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer)

29 oktober 2015 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Rechtsbescherming van databanken – Richtlijn 96/9/EG – Artikel 1, lid 2 – Werkingssfeer – Databanken – Topografische kaarten – Zelfstandigheid van de elementen die samen een databank vormen – Mogelijkheid om die elementen van elkaar te scheiden zonder dat de waarde van de informatieve inhoud ervan wordt aangetast – Inaanmerkingneming van het doel dat de gebruiker met een topografische kaart voor ogen heeft”

In zaak C‑490/14,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (federaal gerechtshof, Duitsland) bij beslissing van 18 september 2014, ingekomen bij het Hof op 6 november 2014, in de procedure

Freistaat Bayern

tegen

Verlag Esterbauer GmbH,

wijst

HET HOF (Tweede kamer),

samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta, president van de Eerste kamer en waarnemend president van de Tweede kamer, K. Lenaerts (rapporteur), president van het Hof, J. L. da Cruz Vilaça, C. Lycourgos en J.‑C. Bonichot, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: V. Tourrès, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 2 september 2015,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Freistaat Bayern, vertegenwoordigd door U. Karpenstein en M. Kottmann, Rechtsanwälte,

–        Verlag Esterbauer GmbH, vertegenwoordigd door P. Hertin, Rechtsanwalt,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze, J. Kemper en D. Kuon als gemachtigden,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door J.‑C. Halleux, L. van den Broeck en C. Pochet als gemachtigden,

–        de Spaanse regering, vertegenwoordigd door A. Gavela Llopis als gemachtigde,

–        de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Segoin als gemachtigde,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door S. Fiorentino, avvocato dello Stato,

–        de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door G. Eberhard als gemachtigde,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes en L. da Conceição Esmeriz als gemachtigden,

–        de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. Kraehling als gemachtigde, bijgestaan door N. Saunders, barrister,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door T. Scharf en J. Samnadda als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77, blz. 20).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Freistaat Bayern (deelstaat Beieren) en Verlag Esterbauer GmbH (hierna: „Verlag Esterbauer”), een Oostenrijkse uitgeverij die gespecialiseerd is in gidsen met wandel- en fietskaarten, over een stakingsvordering die is gebaseerd op het Gesetz über Urheberrecht und verwandte Schutzrechte (Duitse wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten; hierna: „UrhG”).

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 9, 10, 12, 14 en 17 van richtlijn 96/9 luiden:

„(9)      Overwegende dat de databanken een essentiële rol spelen bij de ontwikkeling van een informatiemarkt in de Gemeenschap; dat zij kunnen worden gebruikt in een groot aantal sectoren;

(10)      Overwegende dat de hoeveelheid informatie die jaarlijks in alle sectoren van handel en industrie wordt voortgebracht en verwerkt, zowel in als buiten de Gemeenschap exponentieel groeit en er in verband hiermee in alle lidstaten geïnvesteerd moet worden in geavanceerde informatiebeheersystemen;

[...]

(12)      Overwegende dat dergelijke investeringen in moderne systemen voor de opslag en verwerking van informatie niet zullen plaatsvinden in de Gemeenschap zolang er geen regeling is voor een stabiele en eenvormige bescherming van de rechten van fabrikanten van databanken;

[...]

(14)      Overwegende dat de bij deze richtlijn toegekende bescherming uitgebreid moet worden tot niet-elektronische databanken;

[...]

(17)      Overwegende dat onder de term ,databank’ moet worden verstaan iedere verzameling van literaire, artistieke, muzikale of andersoortige werken, of van enig ander materiaal, zoals tekst, geluid, beeld, cijfers, feiten, gegevens; dat het moet gaan om verzamelingen van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk toegankelijk; [...]”.

4        Artikel 1 van richtlijn 96/9, met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt:

„1. Deze richtlijn betreft de rechtsbescherming van databanken in ongeacht welke vorm.

2.      In deze richtlijn wordt verstaan onder ,databank’: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.

[...]”

 Duits recht

5        § 87a UrhG, met als opschrift „Definities”, zet – in lid 1, eerste volzin – artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 om in Duits recht.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

6        Via het Landesamt für Vermessung und Geoinformation (regionale dienst voor het kadaster en voor geo-informatie) geeft de Freistaat Bayern topografische kaarten op een schaal van 1:50 000 uit voor zijn volledige grondgebied. Verlag Esterbauer is een Oostenrijkse uitgeverij die onder meer atlassen, excursiegidsen en landkaarten voor fietsers, mountainbikers en skeelers uitgeeft.

7        De Freistaat Bayern is van mening dat Verlag Esterbauer voor de vervaardiging van haar eigen kaarten onrechtmatig heeft gebruikgemaakt van topografische kaarten die aan de Freistaat Bayern toebehoren en de daaraan ten grondslag liggende gegevens heeft overgenomen. Hij heeft dan ook bij het Landgericht München (regionale rechtbank te München) een vordering tot staking van deze praktijken ingesteld en het Landgericht München verzocht om Verlag Esterbauer te gelasten schadevergoeding te betalen. Deze rechterlijke instantie in eerste aanleg heeft alle vorderingen van de Freistaat Bayern toegewezen.

8        Verlag Esterbauer heeft daarop hoger beroep ingesteld bij het Oberlandesgericht München (hogere regionale rechtbank te München), dat het vonnis van het Landgericht München gedeeltelijk heeft vernietigd. Het Oberlandesgericht heeft het beroep in „Revision” bij het Bundesgerichtshof slechts toegestaan voor zover het de vorderingen van de Freistaat Bayern heeft afgewezen die gebaseerd waren op de bescherming die databanken genieten krachtens de §§ 87a e.v. UrhG.

9        In dit verband heeft het Bundesgerichtshof twijfels over de werkingssfeer van richtlijn 96/9 en vraagt het zich af of de door de Freistaat Bayern vervaardigde topografische kaarten onder het begrip „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van die richtlijn vallen. Meer bepaald vraagt de verwijzende rechter zich af of de gegevens over de coördinaten van bepaalde punten van het aardoppervlak kunnen worden aangemerkt als „zelfstandige elementen” in de zin van deze bepaling.

10      Daarom heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een verzameling van zelfstandige elementen als bedoeld in artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9, in die zin dat de elementen van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat daardoor de waarde van de informatieve inhoud ervan wordt aangetast, elke mogelijke informatiewaarde relevant dan wel slechts de waarde die aan de hand van de beoogde bestemming van de betreffende verzameling en het daaruit voortvloeiende typische gedrag van de gebruiker dient te worden bepaald?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

11      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 aldus moet worden uitgelegd dat geografische gegevens die uit een topografische kaart worden gelicht met het oog op de vervaardiging en de commerciële exploitatie van een andere kaart, na deze verrichting nog voldoende informatieve waarde hebben om te kunnen worden aangemerkt als „zelfstandige elementen” van een „databank” in de zin van die bepaling.

12      In dit verband zij er om te beginnen aan herinnerd dat het Hof reeds heeft geoordeeld dat het met de door de Uniewetgever nagestreefde doelstelling in overeenstemming is om aan het begrip „databank” in de zin van richtlijn 96/9 een ruime betekenis toe te kennen, los van overwegingen van formele, technische of materiële aard (zie arresten Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 20, en Ryanair, C‑30/14, EU:C:2015:10, punt 33).

13      Ingevolge artikel 1, lid 1, van richtlijn 96/9 betreft deze richtlijn immers de rechtsbescherming van databanken „in ongeacht welke vorm”.

14      Dienaangaande preciseert overweging 17 van die richtlijn dat onder het begrip „databank” moet worden verstaan „iedere verzameling van literaire, artistieke, muzikale of andersoortige werken, of van enig ander materiaal, zoals tekst, geluid, beeld, cijfers, feiten, gegevens” (zie arrest Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 23). Voorts blijkt uit overweging 14 van de richtlijn dat de door haar verleende bescherming betrekking heeft op zowel elektronische als niet-elektronische databanken.

15      Dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde topografische kaarten wegens de analoge aard ervan door middel van een scanner gedigitaliseerd moesten worden om afzonderlijk te kunnen worden gebruikt met behulp van een grafisch programma, staat er dus niet aan in de weg dat zij worden aangemerkt als een „databank” in de zin van dezelfde richtlijn.

16      Het Hof heeft eveneens geoordeeld dat het begrip „databank” in de zin van richtlijn 96/9 in het kader van deze ruime uitlegging zijn specificiteit ontleent aan een functioneel criterium (zie arrest Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 27). Zoals blijkt uit de overwegingen 9, 10 en 12 van de richtlijn, heeft de door deze richtlijn in het leven geroepen rechtsbescherming tot doel de invoering van systemen voor de opslag en verwerking van gegevens te bevorderen en zo bij te dragen tot de ontwikkeling van de informatiemarkt in een context die wordt gekenmerkt door een exponentiële groei van de hoeveelheid gegevens die jaarlijks in alle sectoren van bedrijvigheid wordt voortgebracht en verwerkt (zie arresten Fixtures Marketing, C‑46/02, EU:C:2004:694, punt 33; The British Horseracing Board e.a., C‑203/02, EU:C:2004:695, punt 30; Fixtures Marketing, C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 23, en Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 39).

17      Voor de kwalificatie als „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 geldt dan ook als voorwaarde dat sprake is van een verzameling van „zelfstandige elementen”, dat wil zeggen elementen die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat daardoor de waarde van de informatieve, literaire, artistieke, muzikale of andersoortige inhoud ervan wordt aangetast (zie arrest Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 29).

18      Verlag Esterbauer en de Europese Commissie stellen dat het scheidbare element dat bij analoge topografische kaarten in aanmerking dient te worden genomen, bestaat uit twee gegevens, namelijk enerzijds het „geografische coördinatenpunt”, dat wil zeggen de numerieke code die overeenstemt met een bepaalde positie binnen het tweedimensionale raster, en anderzijds de „signatuur”, dat wil zeggen de numerieke code die de kaartenmaker gebruikt om een uniek element, bijvoorbeeld een kerk, aan te duiden. Zij wijzen erop dat de informatieve waarde van die gegevens vrijwel volledig wordt tenietgedaan wanneer deze uit de topografische kaart worden gelicht, aangezien – in het genoemde voorbeeld – uit de signatuur „kerk” die bij bepaalde geografische coördinaten wordt vermeld, bij gebreke van een nadere aanduiding van de plaats waar de kerk staat, niet kan worden afgeleid dat de kerk zich bevindt in een bepaalde stad of een bepaald dorp.

19      Hierbij moet worden aangetekend dat topografische kaarten als in het hoofdgeding aan de orde dienen als basisproduct met behulp waarvan afgeleide producten worden vervaardigd doordat selectief elementen uit die kaarten worden gelicht. In het hoofdgeding heeft Verlag Esterbauer topografische kaarten van de Freistaat Bayern gedigitaliseerd en aldus uit die kaarten geografische gegevens gelicht over paden die geschikt zijn voor fietsers, mountainbikers en skeelers.

20      Blijkens de rechtspraak kan een „zelfstandig element” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 niet alleen bestaan in een op zichzelf staand gegeven, maar ook in een combinatie van gegevens (zie arresten Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 35, en Football Dataco e.a., C‑604/10, EU:C:2012:115, punt 26).

21      Artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 staat er dus niet aan in de weg dat beide in punt 18 van het onderhavige arrest genoemde gegevens of een uitgebreidere combinatie van gegevens – zoals de geografische gegevens over paden die geschikt zijn voor fietsers, mountainbikers en skeelers – worden aangemerkt als een „zelfstandig element” in de zin van die bepaling, met dien verstande dat de waarde van de informatieve inhoud van deze gegevens in de zin van de in punt 17 van dit arrest vermelde rechtspraak niet mag worden aangetast doordat die gegevens uit de betreffende topografische kaart zijn gelicht.

22      Daarenboven heeft het Hof geoordeeld dat de waarde van de informatieve inhoud van een element van een verzameling niet wordt aangetast in de zin van die rechtspraak indien dat element, nadat het uit de betreffende verzameling is gelicht, een zelfstandige informatieve waarde heeft (zie arresten Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 33, en Football Dataco e.a., C‑604/10, EU:C:2012:115, punt 26).

23      Dienaangaande zij opgemerkt dat het opzetten van een databank – wat richtlijn 96/9 blijkens punt 16 van het onderhavige arrest beoogt te bevorderen door de rechtsbescherming die zij in het leven roept – aan de elementen waaruit die databank bestaat, een meerwaarde kan geven doordat die gegevens systematisch of methodisch worden geordend en dit op zodanige wijze dat zij afzonderlijk toegankelijk zijn. Net zoals de waarde van een element van een verzameling toeneemt doordat het in die verzameling wordt opgenomen, kan de waarde van dat element navenant afnemen doordat het uit die verzameling wordt gelicht. Deze waardevermindering doet echter niet af aan de kwalificatie van dat element als „zelfstandig element” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9, mits het element een zelfstandige informatieve waarde behoudt.

24      Bijgevolg brengt een vermindering van de informatieve waarde van een element ten gevolge van het feit dat het uit de verzameling wordt gelicht waarin het is opgenomen, niet noodzakelijk mee dat dit element niet onder het begrip „zelfstandige elementen” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 kan vallen, mits dat element een zelfstandige informatieve waarde behoudt.

25      Met betrekking tot de vraag van de verwijzende rechter over de beoordeling van de zelfstandige waarde van de elementen waaruit topografische kaarten zoals in het hoofdgeding aan de orde bestaan, en in het bijzonder de vraag of die waarde moet worden beoordeeld in het licht van de beoogde bestemming van dergelijke kaarten of van het gebruik dat een typische gebruiker wordt geacht van die kaarten te maken, zij eraan herinnerd dat topografische kaarten tal van gebruiksmogelijkheden bieden, zoals de planning van een reis tussen twee plaatsen, de voorbereiding van een fietstocht of het opzoeken van de naam en de ligging van een weg, stad, rivier, meer of berg dan wel van de breedte van waterlopen of van het reliëfverloop.

26      Afgezien van het feit dat het moeilijk zou zijn om uit te maken wat de voornaamste bestemming van een verzameling zoals een topografische kaart is of wat een typische gebruiker van die verzameling is, zou de toepassing van een dergelijk criterium ter beoordeling van de zelfstandige informatieve waarde van de elementen waaruit een verzameling bestaat, indruisen tegen de wil van de Uniewetgever om een ruime betekenis toe te kennen aan het begrip „databank”.

27      Blijkens de rechtspraak van het Hof en met name het arrest Fixtures Marketing (C‑444/02, EU:C:2004:697) moet de zelfstandige informatieve waarde van een element dat uit een verzameling is gelicht dan ook worden beoordeeld in het licht van de waarde die de informatie heeft voor welke derde dan ook die belangstelling toont voor dat element, en niet in het licht van de waarde die deze informatie heeft voor een typische gebruiker van de betreffende verzameling. In dat arrest heeft het Hof namelijk geoordeeld dat gegevens over een voetbalwedstrijd die een vennootschap die kansspelen organiseerde, had gehaald uit een verzameling die was opgezet door de organisatoren van een voetbalcompetitie en die informatie bevatte over alle wedstrijden van die competitie, een zelfstandige waarde hadden aangezien zij belanghebbende derden, namelijk de klanten van die vennootschap, de relevante informatie verschaften (zie arrest Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 34).

28      Bijgevolg zijn gegevens van een verzameling die op zelfstandige wijze economisch worden geëxploiteerd, zoals de gegevens die Verlag Esterbauer uit de topografische kaarten van de Freistaat Bayern heeft gelicht, „zelfstandige elementen” van een „databank” in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9, aangezien deze gegevens, nadat zij uit de betreffende verzameling zijn gehaald, relevante informatie verschaffen aan de klanten van de vennootschap die van die gegevens gebruikmaakt.

29      Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 aldus moet worden uitgelegd dat geografische gegevens die door een derde uit een topografische kaart worden gelicht met het oog op de vervaardiging en de commerciële exploitatie van een andere kaart, na deze verrichting nog voldoende informatieve waarde hebben om te kunnen worden aangemerkt als „zelfstandige elementen” van een „databank” in de zin van die bepaling.

 Kosten

30      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden uitgelegd dat geografische gegevens die door een derde uit een topografische kaart worden gelicht met het oog op de vervaardiging en de commerciële exploitatie van een andere kaart, na deze verrichting nog voldoende informatieve waarde hebben om te kunnen worden aangemerkt als „zelfstandige elementen” van een „databank” in de zin van die bepaling.

ondertekeningen


* Procestaal: Duits.