ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

5 juni 2014 (*)

„Auteursrechten – Informatiemaatschappij – Richtlijn 2001/29/EG – Artikel 5, leden 1 en 5 – Reproductie – Beperkingen en restricties – Maken van kopieën van internetsite op scherm en in cachegeheugen van harde schijf tijdens surfen op internet – Tijdelijke reproductiehandeling – Handeling van voorbijgaande of incidentele aard – Integraal en essentieel onderdeel van technisch procedé – Rechtmatig gebruik – Zelfstandige economische waarde”

In zaak C‑360/13,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Supreme Court of the United Kingdom (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 24 juni 2013, ingekomen bij het Hof op 27 juni 2013, in de procedure

Public Relations Consultants Association Ltd

tegen

Newspaper Licensing Agency Ltd e.a.,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Safjan, J. Malenovský (rapporteur), A. Prechal en K. Jürimäe, rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Public Relations Consultants Association Ltd, vertegenwoordigd door M. Hart, solicitor,

–        Newspaper Licensing Agency Ltd e.a., vertegenwoordigd door S. Clark, solicitor,

–        de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door L. Christie als gemachtigde,

–        de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door M. Santoro, avvocato dello Stato,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Samnadda als gemachtigde.

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Public Relations Consultants Association Ltd (hierna: „PRCA”) en Newspaper Licensing Agency Ltd e.a. (hierna: „NLA”) over de verplichting om toestemming te verkrijgen van de houders van auteursrechten om internetsites te raadplegen waarbij een kopie van die sites wordt gemaakt op het scherm van de computer van de gebruiker en in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer.

 Toepasselijke bepalingen

 Recht van de Unie

3        De punten 5, 9, 31 en 33 van de considerans van richtlijn 2001/29 bepalen:

„(5)      De technologische ontwikkeling heeft de vectoren voor schepping, productie en exploitatie in aantal en verscheidenheid doen toenemen. Hoewel voor de bescherming van de intellectuele eigendom geen behoefte aan nieuwe concepten bestaat, zullen het huidige auteursrecht en de huidige naburige rechten moeten worden aangepast en aangevuld om adequaat op economische gegevenheden zoals nieuwe exploitatievormen te kunnen reageren.

[...]

(9)      Bij een harmonisatie van het auteursrecht en de naburige rechten moet steeds van een hoog beschermingsniveau worden uitgegaan, omdat die rechten van wezenlijk belang zijn voor scheppend werk. [...]

[...]

(31)      Er moet een rechtvaardig evenwicht van rechten en belangen worden gewaarborgd tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en tussen de verschillende categorieën rechthebbenden en gebruikers van beschermd materiaal. [...]

[...]

(33)      Er moet in een beperking op het uitsluitende reproductierecht worden voorzien, teneinde bepaalde reproductiehandelingen van voorbijgaande of incidentele aard mogelijk te maken, die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé en uitsluitend worden uitgevoerd ten behoeve van hetzij de efficiënte doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon, hetzij het geoorloofde gebruik van een beschermd werk of ander materiaal. De betrokken reproductiehandelingen mogen op zich geen economische waarde bezitten. Voor zover zij aan deze voorwaarden voldoen, moet deze beperking ook gelden voor handelingen die elektronisch bladeren (browsing) en caching mogelijk maken, onder andere met het oog op het doelmatig functioneren van doorgiftesystemen, op voorwaarde dat de tussenpersoon de informatie niet modificeert en niet intervenieert bij het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatig gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie. Het gebruik wordt als geoorloofd beschouwd indien het door de rechthebbende is toegestaan of niet bij wet is beperkt.”

4        Artikel 2, sub a, van die richtlijn luidt:

„De lidstaten voorzien ten behoeve van:

a)      auteurs, met betrekking tot hun werken,

[...]

in het uitsluitende recht, de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van dit materiaal, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden.”

5        Artikel 5, leden 1 en 5, van die richtlijn luidt:

„1.      Tijdelijke reproductiehandelingen, als bedoeld in artikel 2, die van voorbijgaande of incidentele aard zijn, en die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé en die worden toegepast met als enig doel:

a)      de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of

b)      een rechtmatig gebruik

van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezitten, zijn van het in artikel 2 bedoelde reproductierecht uitgezonderd.

[...]

5.      De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde beperkingen en restricties mogen slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.”

 Recht van het Verenigd Koninkrijk

6        Artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29 is in nationaal recht omgezet bij section 28A van de Copyright, Designs and Patents Act 1988 (wet van 1988 inzake
auteursrechten, modellen en octrooien).

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

7        PRCA is een organisatie van public relations professionals. Die professionals maken gebruik van de mediamonitoringdienst die wordt aangeboden door het concern Meltwater (hierna: „Meltwater”), dat hun monitoringverslagen over op internet gepubliceerde persberichten online beschikbaar stelt. Die verslagen worden opgesteld aan de hand van door de klanten opgegeven trefwoorden.

8        NLA is een door de krantenuitgevers van het Verenigd Koninkrijk opgericht orgaan om collectieve licenties met betrekking tot de inhoud van kranten te verlenen.

9        Volgens NLA moesten Meltwater en haar klanten toestemming verkrijgen van de houders van auteursrechten om de mediamonitoringdienst te verrichten respectievelijk te ontvangen.

10      Meltwater heeft ermee ingestemd een internetdatabaselicentie te kopen. Niettemin is PRCA blijven betogen dat voor het online ontvangen van de monitoringverslagen door de klanten van Meltwater geen licentie vereist was.

11      De High Court of Justice of England and Wales, Chancery Division, en de Court of Appeal of England and Wales, waarbij het geschil aanhangig was gemaakt, hebben geoordeeld dat de leden van PRCA een licentie of toestemming van NLA moesten verkrijgen om de dienst van Meltwater te ontvangen.

12      PRCA heeft tegen die beslissing beroep ingesteld bij de Supreme Court of the United Kingdom, waarbij zij met name aanvoerde dat haar leden geen toestemming van de rechthebbenden nodig hebben wanneer zij de monitoringverslagen slechts raadplegen op de internetsite van Meltwater.

13      NLA heeft betoogd dat voor die activiteit de toestemming van de houders van auteursrechten vereist is, aangezien het raadplegen van de internetsite ertoe leidt dat kopieën worden gemaakt op het computerscherm van de gebruiker (hierna: „kopieën op het scherm”) en in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer (hierna: „kopieën in de cache”). Die kopieën zijn „reproducties” in de zin van artikel 2 van richtlijn 2001/29 die niet onder de in artikel 5, lid 1, van die richtlijn bedoelde vrijstelling vallen.

14      De verwijzende rechter merkt op dat de bij hem aanhangige procedure gaat over de vraag of internetgebruikers die internetsites op hun computer raadplegen zonder ze te downloaden of te printen, het auteursrecht schenden door kopieën op het scherm en in de cache te maken, tenzij zij van de rechthebbenden toestemming hebben verkregen om die kopieën te maken.

15      Dienaangaande wijst de verwijzende rechter er eerst op dat wanneer een internetgebruiker een internetsite op zijn computer raadpleegt zonder die site te downloaden, voor de betrokken technische procedés het maken van die kopieën vereist is. Het maken van die kopieën is het automatische gevolg van het surfen op internet en vereist geen andere menselijke tussenkomst dan de beslissing om de betrokken internetsite te bezoeken. Kopieën op het scherm en in de cache worden slechts voor de normale duur van de procedés in verband met het internetgebruik bewaard. Voorts vereist het wissen van die kopieën geen menselijke tussenkomst. Kopieën in de cache kunnen door de betrokken internetgebruiker weliswaar bewust worden gewist. Indien die internetgebruiker dat niet doet, worden die kopieën echter gewoonlijk na verloop van tijd vervangen door andere gegevens, afhankelijk van de cachecapaciteit, alsook van het volume en de frequentie van het internetgebruik van de betrokken internetgebruiker.

16      Vervolgens preciseert de verwijzende rechter dat een kopie op het scherm een essentieel onderdeel vormt van de toegepaste technologie, waarzonder de internetsite niet kan worden geraadpleegd, en op het scherm blijft tot de internetgebruiker de betrokken site verlaat. Het internetcachegeheugen vormt een universeel kenmerk van de huidige technologie voor het surfen op internet, waarzonder het internet de huidige hoeveelheden online verzonden gegevens niet zou aankunnen en niet naar behoren zou functioneren. Kopieën op het scherm en in de cache maken is derhalve noodzakelijk voor de correcte en doeltreffende werking van de bij het surfen op internet betrokken technische procedés.

17      Ten slotte benadrukt de verwijzende rechter dat wanneer een internetgebruiker op internet surft, het gewoonlijk niet zijn bedoeling is om een kopie van het beeld te maken, tenzij hij besluit het te downloaden of te printen. Zijn doel is de inhoud van de gekozen internetsite te raadplegen. Het maken van kopieën op het scherm en kopieën in de cache is dus slechts het nevengevolg van het gebruik van zijn computer om een internetsite te raadplegen.

18      Op grond van die overwegingen is de verwijzende rechter tot de conclusie gekomen dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29. Volgens hem was het evenwel aangewezen de zaak prejudicieel naar het Hof te verwijzen om een uniforme toepassing van het Unierecht op het gehele grondgebied van de Europese Unie te waarborgen.

19      Dienaangaande verklaart hij eraan te twijfelen of die kopieën tijdelijk zijn, van voorbijgaande of incidentele aard zijn en een integraal onderdeel vormen van het technische procedé. Hij is daarentegen van oordeel dat die kopieën noodzakelijkerwijs voldoen aan de overige voorwaarden van artikel 5, lid 1, van die richtlijn.

20      Daarom heeft de Supreme Court of the United Kingdom de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„In omstandigheden waarin:

–        een eindgebruiker een webpagina bekijkt zonder deze pagina te downloaden, te printen of op enige ander wijze een kopie ervan te maken;

–        kopieën van deze webpagina automatisch op het scherm verschijnen en in het internetcachegeheugen van de harde schijf van de computer van de eindgebruiker worden opgeslagen;

–        het maken van deze kopieën noodzakelijk is voor het technische procedé dat correct en doeltreffend surfen op internet mogelijk maakt;

–        de op het scherm weergegeven kopie aldaar blijft staan tot de eindgebruiker de betrokken pagina verlaat, en dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;

–        de in het cachegeheugen opgenomen kopie aldaar blijft opgeslagen tot zij door andere gegevens wordt verdrongen doordat de eindgebruiker andere webpagina’s bekijkt, en dan ingevolge de normale werking van de computer automatisch wordt gewist;

–        de kopieën slechts worden bewaard voor de duur van de gewone procedés die met het [in het vierde en het vijfde streepje] beschreven internetgebruik gepaard gaan;

zijn dergelijke kopieën dan [...] tijdelijk, [...] van voorbijgaande of incidentele aard, en [...] vormen zij een integraal en essentieel onderdeel van het technische procedé in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

21      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5 van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, en derhalve of die kopieën zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

 Opmerkingen vooraf

22      Volgens artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29 is een reproductiehandeling van het in artikel 2 van die richtlijn bedoelde reproductierecht uitgezonderd op voorwaarde dat zij:

–        tijdelijk is;

–        van voorbijgaande of incidentele aard is;

–        een integraal en essentieel onderdeel van een technisch procedé vormt;

–        wordt toegepast met als enig doel de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of een rechtmatig gebruik van een werk of ander materiaal mogelijk te maken, en

–        geen zelfstandige economische waarde bezit.

23      Volgens de rechtspraak van het Hof moeten de hiervoor genoemde voorwaarden eng worden uitgelegd, aangezien artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29 afwijkt van de bij die richtlijn vastgestelde algemene regel dat voor elke reproductie van beschermd werk toestemming van de houder van het auteursrecht is vereist (arresten Infopaq International, C‑5/08, EU:C:2009:465, punten 56 en 57, en Football Association Premier League e.a., C‑403/08 en C‑429/08, EU:C:2011:631, punt 162).

24      Voorts volgt uit diezelfde rechtspraak dat de in die bepaling bedoelde vrijstelling de ontwikkeling en de werking van nieuwe technologieën mogelijk moet maken en waarborgen, alsook moet zorgen voor een rechtvaardig evenwicht tussen de rechten en de belangen van rechthebbenden en gebruikers van beschermde werken die gebruik willen maken van die technologieën (zie arrest Football Association Premier League e.a., EU:C:2011:631, punt 164).

 Naleving van de voorwaarden van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29

25      De verwijzende rechter heeft erop gewezen dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache voldoen aan de vierde en de vijfde voorwaarde van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29, zodat alleen de naleving van de eerste tot en met de derde voorwaarde het voorwerp van de onderhavige verwijzing uitmaakt.

26      Aangaande de eerste voorwaarde dat de reproductiehandeling tijdelijk is, blijkt uit het dossier dat kopieën op het scherm worden gewist zodra de internetgebruiker de geraadpleegde internetsite verlaat. Voorts worden kopieën in de cache gewoonlijk na verloop van tijd automatisch vervangen door andere gegevens, afhankelijk van de cachecapaciteit, alsook van het volume en de frequentie van het internetgebruik van de betrokken internetgebruiker. Hieruit volgt dat die kopieën van tijdelijke aard zijn.

27      Bijgevolg voldoen die kopieën aan de eerste voorwaarde van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29.

28      Volgens de derde voorwaarde, die als tweede moet worden onderzocht, moeten de betrokken reproductiehandelingen een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procedé. Die voorwaarde houdt in dat aan twee vereisten cumulatief moet zijn voldaan, namelijk dat de reproductiehandelingen volledig in het kader van de toepassing van een technisch procedé worden verricht en voorts dat het verrichten van die reproductiehandelingen noodzakelijk is, in die zin dat het technische procedé zonder die handelingen niet correct en doeltreffend kan werken (zie arrest Infopaq International, EU:C:2009:465, punt 61, en beschikking Infopaq International, C‑302/10, EU:C:2012:16, punt 30).

29      Aangaande in de eerste plaats het eerste van die twee vereisten zij opgemerkt dat in het hoofdgeding de kopieën op het scherm en de kopieën in de cache worden gemaakt en gewist door het voor de raadpleging van de internetsites toegepaste technische procedé, zodat zij volledig in het kader van dat procedé zijn gemaakt.

30      In dit verband is het irrelevant dat het betrokken technische procedé op gang wordt gebracht door de internetgebruiker en door een tijdelijke reproductiehandeling zoals een kopie op het scherm wordt afgesloten.

31      Uit de rechtspraak van het Hof blijkt immers dat, aangezien in artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29 niet wordt gepreciseerd in welke fase van het technische procedé de tijdelijke reproductiehandelingen worden geacht te worden verricht, niet kan worden uitgesloten dat dergelijke handelingen aan het begin of aan het einde van dit procedé worden verricht (beschikking Infopaq International, EU:C:2012:16, punt 31).

32      Voorts blijkt uit de rechtspraak dat die bepaling zich niet ertegen verzet dat het technische procedé menselijke tussenkomst vereist en in het bijzonder dat het handmatig op gang wordt gebracht of beëindigd (zie in die zin beschikking Infopaq International, EU:C:2012:16, punt 32).

33      Bijgevolg moeten kopieën op het scherm en kopieën in de cache worden geacht een integraal onderdeel te vormen van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische procedé.

34      Aangaande in de tweede plaats het tweede van de in punt 28 van het onderhavige arrest vermelde vereisten blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat, ook al kan het in het hoofdgeding aan de orde zijnde procedé zonder de betrokken reproductiehandelingen worden toegepast, dit niet wegneemt dat in dat geval dit procedé niet correct en doeltreffend kan werken.

35      Volgens de verwijzingsbeslissing vergemakkelijken kopieën in de cache immers aanzienlijk het surfen op internet, omdat het internet zonder die kopieën de huidige hoeveelheden online verzonden gegevens niet aankan. Zonder het maken van die kopieën zou het voor de raadpleging van de internetsites toegepaste procedé aanzienlijk minder doeltreffend zijn en niet naar behoren kunnen functioneren.

36      Niet betwist wordt dat bij de huidige stand van zaken het maken van kopieën op het scherm noodzakelijk is voor de correcte en doeltreffende werking van de technologie voor de weergave van internetsites op computers.

37      Derhalve moeten kopieën op het scherm en kopieën in de cache worden geacht een essentieel onderdeel te vormen van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische procedé.

38      Bijgevolg voldoen beide categorieën kopieën aan de derde voorwaarde van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29.

39      De tweede voorwaarde, die als derde moet worden onderzocht, is een alternatieve voorwaarde. De reproductiehandeling moet immers hetzij van voorbijgaande aard hetzij van incidentele aard zijn.

40      Aangaande het eerste van de twee vereisten zij eraan herinnerd dat een handeling ten opzichte van het toegepaste technische procedé als „van voorbijgaande aard” wordt beschouwd wanneer de levensduur ervan is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de goede werking van het procedé, waarbij dit procedé geautomatiseerd moet zijn zodat die handeling automatisch, zonder menselijke tussenkomst, wordt gewist zodra de functie ervan om dit procedé mogelijk te maken is vervuld (zie in die zin arrest Infopaq International, EU:C:2009:465, punt 64).

41      Derhalve verzet het vereiste van het automatisch wissen zich niet ertegen dat dit wissen wordt voorafgegaan door een menselijke tussenkomst om de toepassing van het technische procedé te beëindigen. Zoals in punt 32 van het onderhavige arrest is opgemerkt, mag het in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische procedé immers handmatig op gang worden gebracht en beëindigd.

42      Anders dan NLA betoogt, verliest een reproductiehandeling derhalve niet haar voorbijgaande aard enkel en alleen doordat het wissen door het systeem van de kopie wordt voorafgegaan door de tussenkomst van de eindgebruiker om het betrokken technische procedé te beëindigen.

43      Aangaande het andere in punt 39 van het onderhavige arrest vermelde vereiste kan een reproductiehandeling als „van incidentele aard” worden beschouwd indien zij ten opzichte van het technische procedé waarvan zij een onderdeel vormt, niet autonoom is en er geen eigen doel mee wordt nagestreefd.

44      In casu zij in de eerste plaats aangaande kopieën op het scherm eraan herinnerd dat zij door de computer automatisch worden gewist wanneer de internetgebruiker de betrokken internetsite verlaat, en derhalve wanneer hij het voor de raadpleging van die site toegepaste technische procedé beëindigt.

45      In dit opzicht is het, anders dan NLA betoogt, van geen belang dat een kopie op het scherm blijft bestaan zolang de internetgebruiker zijn browser openlaat en op de betrokken internetsite blijft, aangezien het voor de raadpleging van die site toegepaste technische procedé gedurende die periode actief blijft.

46      Derhalve is de levensduur van de kopieën op het scherm beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de goede werking van het voor de raadpleging van de betrokken internetsite toegepaste technische procedé. Bijgevolg moeten die kopieën als „van voorbijgaande aard” worden beschouwd.

47      In de tweede plaats moet aangaande kopieën in de cache weliswaar worden opgemerkt dat zij, anders dan kopieën op het scherm, niet worden gewist wanneer de internetgebruiker het voor de raadpleging van de betrokken internetsite gebruikte technische procedé beëindigt, aangezien zij in de cache worden bewaard voor een eventuele latere raadpleging van die site.

48      Die kopieën hoeven echter niet als „van voorbijgaande aard” te worden beschouwd zodra vaststaat dat zij ten opzichte van het toegepaste technische procedé van incidentele aard zijn.

49      Dienaangaande zij opgemerkt dat het betrokken technische procedé het doel waarvoor die kopieën worden gemaakt en gebruikt, volledig bepaalt hoewel dat procedé – zoals blijkt uit punt 34 van het onderhavige arrest – kan werken, zij het minder doeltreffend, zonder dat die kopieën worden gemaakt. Voorts blijkt uit het dossier dat internetgebruikers die het in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische procedé toepassen, buiten dat procedé om geen kopieën in de cache kunnen maken.

50      Daaruit volgt dat kopieën in de cache ten opzichte van het in het hoofdgeding aan de orde zijnde technische procedé niet autonoom zijn en er geen eigen doel mee wordt nagestreefd, en dat zij derhalve als „van incidentele aard” moeten worden beschouwd.

51      Bijgevolg voldoen kopieën op het scherm en kopieën in de cache aan de tweede voorwaarde van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2001/29.

52      Gelet op het voorgaande voldoen de in het hoofdgeding aan de orde zijnde kopieën aan de eerste tot en met de derde voorwaarde van die bepaling.

53      Op de uitzondering van die bepaling, zoals uitgelegd in het vorige punt van het onderhavige arrest, kan slechts een beroep worden gedaan indien die kopieën bovendien voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29 (zie in die zin arrest Football Association Premier League e.a., EU:C:2011:631, punt 181).

 Naleving van de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29

54      Volgens artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29 is de verrichting van een tijdelijke reproductiehandeling slechts in bepaalde bijzondere gevallen van het reproductierecht uitgezonderd mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van werken en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.

55      Dienaangaande zij allereerst eraan herinnerd dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache uitsluitend worden gemaakt om internetsites te raadplegen, en derhalve een bijzonder geval vormen.

56      Voorts schaden die kopieën de wettige belangen van de houders van de auteursrechten niet onredelijk, ook al verschaffen zij internetgebruikers in principe toegang tot de op internetsites getoonde werken zonder toestemming van die rechthebbenden.

57      Dienaangaande zij opgemerkt dat de werken beschikbaar worden gesteld voor de internetgebruikers door de uitgevers van de internetsites, die volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 een toestemming van de betrokken houders van de auteursrechten moeten verkrijgen, aangezien die beschikbaarstelling een mededeling aan het publiek in de zin van dat artikel is.

58      De wettige belangen van de betrokken houders van de auteursrechten zijn derhalve naar behoren beschermd.

59      Bijgevolg is het niet gerechtvaardigd van de internetgebruikers te eisen dat zij een andere toestemming verkrijgen die hen in staat stelt in het bezit te komen van diezelfde mededeling waarvoor zij reeds toestemming hebben verkregen van de betrokken houder van de auteursrechten.

60      Ten slotte doet het maken van kopieën op het scherm en kopieën in de cache geen afbreuk aan de normale exploitatie van de werken.

61      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat het raadplegen van de internetsites door middel van het betrokken technische procedé een normale exploitatie van de werken vormt die internetgebruikers in staat stelt in het bezit te komen van de mededeling aan het publiek van de uitgever van de betrokken internetsite. Aangezien het maken van de betrokken kopieën een onderdeel vormt van dat raadplegen, kan het geen afbreuk doen aan een dergelijke exploitatie van de werken.

62      Uit het voorgaande volgt dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van richtlijn 2001/29.

63      Derhalve moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 5 van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat kopieën op het scherm en kopieën in de cache die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, alsook aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van die richtlijn, en derhalve zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

 Kosten

64      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat kopieën op het computerscherm van de gebruiker en kopieën in het internetcachegeheugen van de harde schijf van die computer die door een eindgebruiker bij het raadplegen van een internetsite worden gemaakt, voldoen aan de voorwaarden tijdelijk te zijn, van voorbijgaande of incidentele aard te zijn en een integraal en essentieel onderdeel te vormen van een technisch procedé, alsook aan de voorwaarden van artikel 5, lid 5, van die richtlijn, en derhalve zonder toestemming van de houders van auteursrechten mogen worden gemaakt.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.