ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

27 oktober 2011 (*)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Gecombineerde nomenclatuur – Tariefindeling – Bevroren vlees van niet-gefokte kamelen – Indeling in postonderverdeling 0208 90 40 (ander vlees van wild) of 0208 90 95 (andere)”

In zaak C‑559/10,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) bij beslissing van 17 november 2010, ingekomen bij het Hof op 29 november 2010, in de procedure

Deli Ostrich NV

tegen

Belgische Staat,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: K. Schiemann, waarnemend voor de president van de Achtste kamer, L. Bay Larsen en E. Jarašiūnas (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: P. Mengozzi,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Deli Ostrich NV, vertegenwoordigd door K. Spagnoli, advocaat,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door M. Jacobs en J.‑C. Halleux als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door L. Bouyon en B. Burggraaf als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006 (PB L 301, blz. 1; hierna: „GN”), en met name van de postonderverdelingen 0208 90 40 en 0208 90 95.

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Deli Ostrich NV (hierna: „Deli Ostrich”) en de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Federale Overheidsdienst Financiën, Douane en Accijnzen, over de tariefindeling van bevroren vlees van uit Australië afkomstige kamelen.

 Toepasselijke bepalingen

 GN

3        De tariefindeling van goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd wordt geregeld door de GN, die is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2658/87. De ten tijde van de feiten in het hoofdgeding geldende versie van de GN is die van bijlage I bij verordening nr. 1549/2006.

4        De GN is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat is opgesteld door de Internationale Douaneraad, thans de Werelddouaneorganisatie, en ingevoerd bij het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat op 14 juni 1983 is gesloten te Brussel en namens de Europese Economische Gemeenschap, met het daarbij behorende protocol van wijziging van 24 juni 1986, is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB L 198, blz. 1).

5        Het eerste deel van de GN bevat een samenstel van inleidende bepalingen. In dit deel, in titel I, gewijd aan de algemene regels, luidt afdeling A, met als opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”, als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.      De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]

6.      Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

6        Het tweede deel van de GN bevat een indeling van de goederen in afdelingen, hoofdstukken, posten en postonderverdelingen.

7        In dat deel bevat Afdeling I, met het opschrift „Levende dieren en producten van het dierenrijk”, een hoofdstuk 2, met het opschrift „Vlees en eetbare slachtafvallen”. Post 0208 van dat hoofdstuk luidt als volgt:

„0208      Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren:

[...]

0208 90 – andere

0208 90 10 – – van tamme duiven

                  – – van wild (met uitzondering van konijnen of van hazen):

0208 90 20 – – – van kwartels

0208 90 40 – – – andere

0208 90 55 – – vlees van robben

0208 90 60 – – van rendieren

0208 90 70 – – kikkerbilletjes

0208 90 95 – – andere”.

8        Overeenkomstig artikel 9, lid 1, sub a, tweede streepje, en artikel 10 van verordening nr. 2658/87 stelt de Europese Commissie toelichtingen op de GN op, die bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

9        De ten tijde van de feiten van het hoofdgeding geldende toelichtingen zijn die welke bekend zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 28 februari 2006 (PB C 50, blz. 1). De toelichtingen die betrekking hebben op postonderverdeling 0208 90 40 luiden als volgt:

„Tot deze onderverdeling behoren onder meer:

1.      van het lopend wild: herten, damherten, reeën, gemzen of klipgeiten (Rupicapra rupicapra), elanden, geitantilopen, antilopen, gazellen, beren en kangoeroes;

2.      van het vederwild: wilde duiven, wilde ganzen, wilde eenden, patrijzen, fazanten, (hout)snippen, watersnippen, korhoenders, ortolanen en struisvogels.

Vlees en eetbare slachtafvallen van dieren waarop gewoonlijk wordt gejaagd (fazanten, struisvogels, damherten, enz.), blijven ingedeeld als vlees en eetbare slachtafvallen van wild, ook indien deze dieren in gevangenschap zijn opgefokt.

Vlees en eetbare slachtafvallen van rendieren zijn van deze onderverdeling uitgesloten (onderverdeling 0208 90 60). Vlees en eetbare slachtafvallen van bepaalde soorten rendieren (bijvoorbeeld van kariboes) blijven echter hier ingedeeld, voor zover wordt aangetoond dat het vlees of eetbare slachtafvallen betreft van in het wild levende dieren waarop is gejaagd.

Deze onderverdeling omvat geen vlees en eetbare slachtafvallen van wilde konijnen (Oryctolagus cuniculus) of van hazen. Deze vallen onder onderverdeling 0208 10 90.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10      Op 22 oktober 2007 diende DHL Global Forwarding NV (hierna: „DHL”) bij het Kantoor der douane en accijnzen te Antwerpen een aangifte in voor de invoer tot verbruik van 660 kartons met stukken bevroren kamelenvlees zonder been. In die aangifte werd als ontvanger van die goederen Deli Ostrich vermeld. Dit kamelenvlees werd aangegeven onder postonderverdeling 0208 90 95 van de GN.

11      DHL heeft bij de aangifte een veterinair certificaat van de Australische bevoegde autoriteit gevoegd, gedateerd 10 september 2007, dat vermeldt dat het betrokken kamelenvlees afkomstig is van in het wild levende dieren die werden gedood.

12      Op 12 december 2007 diende DHL in opdracht van Deli Ostrich een verzoek in om terugbetaling van een bepaald bedrag aan invoerrechten, aangezien de betrokken goederen aangegeven hadden moeten worden onder postonderverdeling 0208 90 40 van de GN. Aangezien dat verzoek, evenals het door Deli Ostrich ingestelde administratief beroep, werd verworpen, heeft laatstgenoemde de zaak aanhangig gemaakt bij de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.

13      De verwijzende rechter wijst erop dat geen van de partijen betwist dat het betrokken vlees afkomstig is van niet-gefokte kamelen. Deli Ostrich betoogt evenwel dat het gaat om wilde dieren, terwijl de Federale Overheidsdienst Financiën, Douane en Accijnzen, van mening is dat als relevant criterium voor de tariefindeling moet gelden de vraag of het om dieren gaat waarop gewoonlijk wordt gejaagd, hetgeen bij kamelen niet het geval zou zijn.

14      Van oordeel dat voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding een uitlegging van de bepalingen van de GN inzake producten van het dierenrijk noodzakelijk is, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„[O]nder welke [op het moment van aangifte, te weten 22 oktober 2007, geldende] tariefcode van invoerrechten [dient] vlees van, te dezen onbetwist niet in gevangenschap gekweekte, kamelen [te worden ingedeeld?]”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

 Ontvankelijkheid

15      In haar schriftelijke opmerkingen vraagt Deli Ostrich zich af of het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk is. Volgens haar heeft de vraag geen betrekking op een uitlegging van het Unierecht, maar op een beoordeling van de feiten in het hoofdgeding. Die beoordeling is een zaak van de nationale rechter.

16      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de procedure van artikel 267 VWEU berust op een duidelijke afbakening van de taken van de nationale rechterlijke instanties en van het Hof. Het is uitsluitend een zaak van de nationale rechter aan wie het geschil is voorgelegd en die de verantwoordelijkheid draagt voor de te geven rechterlijke beslissing, om, gelet op de bijzonderheden van het geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Wanneer de vragen betrekking hebben op de uitlegging van gemeenschapsrecht, is het Hof derhalve in beginsel verplicht daarop te antwoorden (zie arrest van 5 oktober 2006, Nádasdi en Németh, C‑290/05 en C‑333/05, Jurispr. blz. I-10115, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

17      Wanneer het Hof een prejudiciële vraag krijgt voorgelegd op het gebied van de tariefindeling, heeft het veeleer tot taak de nationale rechter de criteria aan te reiken aan de hand waarvan deze de betrokken producten correct in de GN kan indelen, dan zelf deze indeling te verrichten, temeer daar het Hof niet altijd over de daarvoor noodzakelijke gegevens beschikt (zie arresten van 16 juli 2009, Pärlitigu, C‑56/08, Jurispr. blz. I‑6719, punt 23, en 20 mei 2010, Data I/O, C‑370/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 24).

18      In casu blijkt uit het dossier dat met de door de verwijzende rechter gestelde vraag een uitlegging wordt gevraagd van de GN, en met name een verduidelijking van de criteria aan de hand waarvan een goed kan worden ingedeeld onder een van de onderverdelingen van post 0208 van de GN, met het oog op de oplossing van het bij die rechter aanhangig gemaakte geding.

19      Derhalve moet het verzoek om een prejudiciële beslissing ontvankelijk worden geacht.

 Ten gronde

20      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of vlees van niet in gevangenschap gefokte kamelen moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 40 van de GN („ander vlees van wild”) of onder postonderverdeling 0208 90 95 van de GN („andere”).

21      Volgens Deli Ostrich en de Commissie moet de GN in die zin worden uitgelegd dat het betrokken kamelenvlees dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 40 van de GN, die betrekking heeft op „ander vlees van wild”. De Belgische regering betoogt daarentegen in haar schriftelijke opmerkingen dat dit vlees moet worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 95 van de GN.

22      In dit verband zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de bewoordingen van de GN en in de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk zijn omschreven (zie arrest van 14 juli 2011, Paderborner Brauerei Haus Cramer, C‑196/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23      De door de Commissie voor de GN uitgewerkte toelichtingen zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie arresten van 29 april 2010, Roeckl Sporthandschuhe, C‑123/09, Jurispr. blz. I‑4065, punt 37, en 28 oktober 2010, X, C‑423/09, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 16).

24      Een door de Belgische regering in haar schriftelijke opmerkingen aangevoerde brief van een afdelingshoofd van de Commissie, zoals de brief van 29 april 1997 van het hoofd van het directoraat-generaal „Douane en Indirecte belastingen” (DG XXI) van de Commissie, waarin antwoord wordt gegeven op een vraag van de Federale Overheidsdienst Financiën, Douane en Accijnzen, betreffende de indeling van kamelenvlees, heeft daarentegen niet dezelfde draagwijdte als bovengenoemde toelichtingen.

25      In casu moet worden vastgesteld dat kamelenvlees niet uitdrukkelijk valt onder de bewoordingen van de posten en postonderverdelingen van de GN en evenmin onder die van de aantekeningen op de afdeling of het hoofdstuk van de GN of van de toelichtingen die betrekking hebben op postonderverdeling 0208 90 40 van de GN.

26      In die toelichtingen wordt immers gepreciseerd dat „[v]lees en eetbare slachtafvallen van dieren waarop gewoonlijk wordt gejaagd [...] blijven ingedeeld als vlees en eetbare slachtafvallen van wild, ook indien deze dieren in gevangenschap zijn opgefokt”. Uit die precisering volgt echter niet dat enkel het vlees en de slachtafvallen van dieren waarop gewoonlijk wordt gejaagd onder deze postonderverdeling kunnen worden ingedeeld.

27      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat het Hof in punt 3 van zijn arrest van 12 december 1973, Witt (149/73, Jurispr. blz. 1587), over rendiervlees, dat afkomstig kan zijn van wilde of van gedomesticeerde dieren, heeft opgemerkt dat de term „wild”, opgevat in zijn gewone betekenis, betrekking heeft op diersoorten die in het wild leven en waarop wordt gejaagd.

28      In hetzelfde punt van dat arrest heeft het Hof in wezen aangegeven dat de douane deugdelijk bewijs mag verlangen dat de dieren waarvan het vlees door de importeur als vallend onder de onderverdeling die betrekking heeft op ander vlees van wild is aangegeven, werkelijk als wild zijn te beschouwen, zodat vlees verschillend kan worden ingedeeld naargelang het afkomstig is van wilde dieren of van gedomesticeerde dieren van dezelfde soort.

29      Wat de objectieve kenmerken en eigenschappen betreft op grond waarvan kamelenvlees kan worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 40 van de GN, als zijnde „ander vlees van wild”, dient dus als criterium te gelden de vraag of het vlees waarvan de indeling in geding is, afkomstig is van dieren die in het wild hebben geleefd en waarop is gejaagd. De beantwoording van die vraag is een zaak van de nationale rechter bij wie het geding aanhangig is.

30      In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat partijen in het hoofdgeding niet betwisten dat het betrokken vlees afkomstig is van niet-gefokte kamelen. Bovendien heeft de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen feitelijke gegevens verstrekt die bevestigen dat een groot deel van de kamelenpopulatie in Australië verwilderd is en dat aldaar aan deze populatie regelmatig dieren worden onttrokken om te worden verwerkt tot voedingsmiddel, uit welke gegevens, in voorkomend geval, kan worden afgeleid dat het betrokken vlees afkomstig is van kamelen waarop is gejaagd.

31      Bijgevolg moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat de GN in die zin moet worden uitgelegd dat kamelenvlees dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 40 als „ander vlees van wild”, wanneer de kamelen waarvan dat vlees afkomstig is in het wild leefden en er op deze dieren is gejaagd.

 Kosten

32      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur die bijlage I vormt bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1549/2006 van de Commissie van 17 oktober 2006, moet in die zin worden uitgelegd dat kamelenvlees dient te worden ingedeeld onder postonderverdeling 0208 90 40 als „ander vlees van wild”, wanneer de kamelen waarvan dat vlees afkomstig is in het wild leefden en er op deze dieren is gejaagd.

ondertekeningen


* Procestaal: Nederlands.