Hogere voorziening ingesteld op 4 januari 2017 door de Tsjechische Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 oktober 2016 in zaak T-141/15, Tsjechische Republiek / Commissie

(Zaak C-4/17 P)

Procestaal: Tsjechisch

Partijen

Rekwirante: Tsjechische Republiek (vertegenwoordigers: M. Smolek, J. Vláčil en J. Pavliš, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Betreft

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 20 oktober 2016 in zaak T-141/15, Tsjechische Republiek/Commissie (hierna: „bestreden arrest”) waarin de Tsjechische Republiek verzocht om nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1031 van de Commissie van 16 januari 2015 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) [kennisgeving geschied onder nummer C(2015)53] (hierna: „litigieuze besluit”), voor zover daarbij de uitgaven van de Tsjechische Republiek in de periode van 2010 tot en met 2012 voor een totaalbedrag van 2 123 199,04 EUR worden uitgesloten.

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest;

nietigverklaring van het litigieuze besluit voor zover daarbij de uitgaven van de Tsjechische Republiek voor een totaalbedrag van 2 123 199,04 EUR aan financiering worden onttrokken, en

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante drie middelen aan.

Eerste middel: schending van artikel 11 van verordening (EG) nr. 479/20082 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (hierna: „verordening nr. 479/2008”), omdat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat artikel 11 van die verordening niet van toepassing is op maatregelen ter bescherming van wijnstokken tegen schade die door dieren en/of vogels is veroorzaakt.

Tweede middel: schending van artikel 5, lid 2, van verordening nr. 479/2008 en de beginselen van rechtszekerheid en het gewettigd vertrouwen. Het Gerecht heeft in het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Europese Commissie mag bepalen dat bepaalde maatregelen in het geheel van EU-financiering kunnen worden uitgesloten en dat dientengevolge alle uitgaven die in verband met deze maatregelen zijn verricht, aan financiering worden onttrokken, ondanks het feit dat de Europese Commissie zelf heeft onderzocht of deze maatregelen voor financiering in aanmerking kwamen door het ontwerpsteunprogramma te beoordelen, en daarbij geen bezwaren heeft gemaakt.

Derde middel: schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in samenhang met artikel 31 van verordening (EG) nr. 1290/20053 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, of met artikel 52 van verordening (EU) nr. 1306/20134 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met de artikelen 11 en 16 van verordening (EG) nr. 885/20065 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO. Het Gerecht heeft in het bestreden arrest blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Europese Commissie uitgaven aan EU-financiering kon onttrekken die betrekking hadden op een tijdvak ten aanzien waarvan de Tsjechische Republiek haar standpunt niet volgens de procedure die is voorzien in geval van financiële correcties in verband met landbouw, uiteen kon zetten.

____________

1 PB 2015, L 16, blz. 33.

2 PB 2008, L 148, blz. 1.

3 PB 2005, L 209, blz. 1.

4 PB 2013, L 347, blz. 549.

5 PB 2006, L 171, blz. 90.