Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hanseatische Oberlandesgericht in Bremen (Duitsland) op 16 september 2016 – Strafzaak tegen Pál Aranyosi

(Zaak C-496/16)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Hanseatisches Oberlandesgericht in Bremen

Partij in de strafzaak

Pál Aranyosi

Prejudiciële vragen

Dienen artikel 1, lid 3, artikel 5 en artikel 6, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JI van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten aldus te worden uitgelegd dat de uitvoerende lidstaat bij een beslissing tot uitlevering ten behoeve van strafvervolging, het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling van de vervolgde persoon in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op grond van de detentieomstandigheden slechts hoeft uit te sluiten voor de eerste penitentiaire inrichting waar de vervolgde persoon na de overlevering aan de uitvaardigende lidstaat wordt geplaatst?

Dient de uitvoerende lidstaat bij de beslissing ook het reële gevaar uit te sluiten dat de vervolgde persoon aan een onmenselijke of vernederende behandeling wordt onderworpen op grond van zijn detentieomstandigheden bij een daaraanvolgende opsluiting in de gevangenis in geval van veroordeling?

Dient de uitvoerende lidstaat dit gevaar voor de betrokkene ook uit te sluiten voor het geval hij naar andere penitentiaire inrichtingen kan worden overgeplaatst?

____________