Beroep ingesteld op 10 juli 2017 – Commissie/Kroatië

(Zaak C-415/17)

Procestaal: Kroatisch

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: H. Støvlbæk, M. Mataija en G. von Rintelen, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Kroatië

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Kroatië, door niet uiterlijk op 17 juni 2016 de maatregelen te treffen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (PB 2014, L 158, blz. 196) of de Commissie in elk geval niet van die maatregelen in kennis te stellen, de krachtens artikel 2 van die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Republiek Kroatië overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU veroordelen tot betaling van een dwangsom van 9 275,20 EUR per dag vanaf de datum van uitspraak van het arrest waarbij wordt vastgesteld dat de verplichting tot mededeling van de maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/56 niet is nagekomen;

de Republiek Kroatië verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Republiek Kroatië heeft niet voldaan aan de op haar rustende verplichting tot bekendmaking van de maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/56 binnen de in artikel 2 van die richtlijn gestelde termijn.

____________