Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 1 juli 2019 – Puls 4 TV GmbH & Co. KG / YouTube LLC en Google Austria GmbH

(Zaak C-500/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberste Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster tot Revision: Puls 4 TV GmbH & Co. KG

Verweerster in Revision: YouTube LLC en Google Austria GmbH

Prejudiciële vragen

Moet artikel 14, lid 1, van richtlijn 2000/31/EG1 aldus worden uitgelegd dat de exploitant van een online videoplatform als hostingdienstverlener een tot verval van de uitsluiting van aansprakelijkheid leidende actieve rol vervult doordat hij, naast het ter beschikking stellen van opslagruimte voor aangeleverde inhoud, de volgende nevendiensten verricht of aanbiedt aan de gebruiker:

–    het voorstellen van per thema gerangschikte video’s;

–    de vereenvoudiging van het zoeken door platformbezoekers naar titels of inhoudelijke gegevens door middel van een elektronische inhoudsopgave, waarbij de gebruiker de titel of de inhoudelijke gegevens kan bepalen;

–    het ter beschikking stellen van online aanwijzingen voor het gebruik van de dienst („Help”);

–    het met goedkeuring van de gebruiker koppelen van door de gebruiker geüploade video’s aan reclame (echter zonder reclame voor de exploitant van het platform zelf) overeenkomstig de door de gebruiker gekozen doelgroep?

Is een nationale regeling die bepaalt dat op een hostingdienstverlener (tussenpersoon) die een actieve rol als medeplichtige vervult alleen een verplichting tot staking rust bij door zijn gebruikers gepleegde inbreuken wanneer de medeplichtige de inbreuk door de gebruiker bewust heeft bevorderd, verenigbaar met artikel 11, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG2 , of moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat de lidstaten aan het recht van de rechthebbenden om jegens de medeplichtige een stakingsvordering in te stellen, niet de voorwaarde mogen verbinden dat de door de gebruiker gepleegde inbreuk bewust wordt bevorderd?

Moeten de regelingen van de artikelen 12 tot en met 14 van richtlijn 2000/31/EG inzake de aansprakelijkheid van tussenpersonen worden aangemerkt als horizontale beperkingen van aansprakelijkheid die voor alle tussenpersonen met een neutrale rol gelden, ook in gevallen waarin hun activiteit auteursrechtelijk moet worden gekwalificeerd als door henzelf verrichte mededeling aan het publiek?

Moeten artikel 14, lid 3 (evenals artikel 12, lid 3, en artikel 13, lid 2) van richtlijn 2000/31/EG, artikel 8, lid 3, van richtlijn 2001/29/EG3 en artikel 11, lid 3, van richtlijn 2004/48/EG aldus worden uitgelegd dat een hostingdienstverlener (tussenpersoon) die een neutrale rol vervult, ook in het geval van een tegen hem gerichte stakingsvordering een beroep kan doen op de uitsluiting van aansprakelijkheid van artikel 14, lid 1, van richtlijn 2000/31/EG, en houdt dit tevens in dat tegen een dergelijke tussenpersoon alleen een rechterlijk stakingsbevel kan worden uitgevaardigd wanneer hij daadwerkelijk kennis heeft genomen van de onwettige activiteit of informatie, of kan een dergelijk rechterlijk bevel reeds worden uitgevaardigd wanneer de hostingdienstverlener de vermeend inbreuk makende inhoud niet onmiddellijk na een concrete aanmaning verwijdert of ontoegankelijk maakt en in een gerechtelijke procedure wordt bevestigd dat er daadwerkelijk sprake is van een inbreuk?

____________

1 Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178, blz. 1).

2 Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB 2004, L 157, blz. 45).

3 Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).