BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

20 januari 2009

Zaak F‑77/07 DEP

Kay Labate

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Procedure – Begroting van proceskosten”

Betreft: Verzoeken, waarbij Labate, ten eerste, de Commissie vraagt om betaling van de honoraria en kosten van zaak F‑77/07 (beschikking van 1 februari 2008, Labate/Commissie, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie) voor een totaalbedrag van 72 361,03 EUR, na een vrijwillige verlaging van het oorspronkelijk bedrag met 30 %, ten tweede voorstelt om dit bedrag te verminderen tot 45 000 EUR, en, ten slotte, vraagt om begroting van de kosten.

Beslissing: Het bedrag van de door Labate in zaak F‑77/07 invorderbare kosten wordt vastgesteld op 21 568,90 EUR.

Samenvatting

Procedure – Kosten – Begroting – In aanmerking te nemen factoren

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 91, sub b; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 122)

Het is niet aan de gemeenschapsrechter om de door de partijen aan hun eigen advocaten verschuldigde honoraria vast te stellen, maar hij dient te bepalen, tot welk bedrag die vergoedingen kunnen worden teruggevorderd van de partij die in de kosten is verwezen. Wanneer hij zich uitspreekt over een verzoek om begroting van kosten behoeft de gemeenschapsrechter geen rekening te houden met een nationaal tarief van advocatenhonoraria of met een eventuele overeenkomst dienaangaande tussen de belanghebbende partij en haar gemachtigden of raadslieden.

Aangezien een tariefregeling in het gemeenschapsrecht ontbreekt, beoordeelt de gemeenschapsrechter de gegevens van de zaak vrijelijk, daarbij rekening houdend met het voorwerp en de aard van het geschil, het belang ervan voor het gemeenschapsrecht, de moeilijkheid van de zaak, de hoeveelheid werk die de gemachtigden of de raadslieden aan de contentieuze procedure kunnen hebben gehad, en het economisch belang van het geschil voor de partijen. Voor de hoeveelheid werk moet de gemeenschapsrechter rekening houden met het totale aantal arbeidsuren dat objectief gezien noodzakelijk is voor de contentieuze procedure.

(cf. punten 24, 25 en 28)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 30 oktober 1998, Kaysersberg/Commissie, T‑290/04 DEP, Jurispr. blz. II‑4105, punt 20; 9 september 2002, Pannella/Parlement, T‑182/00 DEP, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 29; 20 november 2002, Spruyt/Commissie, T‑171/00 DEP, JurAmbt. blz. I‑A‑225 en II‑1127, punten 25, 26 en 29; 8 juli 2004, De Nicola/EIB, T‑7/98 DEP, T‑208/98 DEP en T‑109/99 DEP, JurAmbt. blz. I‑A‑219 en II‑973, punt 32