Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 4 februari 2019 – E.E.

(Zaak C-80/19)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: E.E.

Verwerende partij: Kauno miesto 4-ojo notaro biuro notarė [naam van de notaris], K.-D. E.

Prejudiciële vragen

Moet een situatie als in het onderzochte geval – waarin een Litouws onderdaan van wie de gewone verblijfplaats zich op de dag van haar overlijden mogelijkerwijs in een andere lidstaat bevond, maar die de banden met haar vaderland hoe dan ook nooit had verbroken, en die vóór haar overlijden onder meer een testament in Litouwen had opgesteld en al haar goederen aan haar erfgenaam, een Litouws onderdaan, had nagelaten; waarin ten tijde van het openvallen van de nalatenschap vaststond dat de gehele nalatenschap bestond uit uitsluitend in Litouwen gelegen onroerende goederen, en waarin een onderdaan van die andere lidstaat (de overlevende echtgenoot) in niet mis te verstane bewoordingen uiting had gegeven aan zijn voornemen om af te zien van alle aanspraken op de nalatenschap van de overledene, niet deelnam aan de in Litouwen ingeleide gerechtelijke procedure en had ingestemd met de bevoegdheid van de Litouwse gerechten en de toepassing van het Litouwse recht – worden beschouwd als een erfopvolging met grensoverschrijdende gevolgen in de zin van verordening nr. 650/2012, waarop die verordening moet worden toegepast?

Moet een Litouwse notaris die een erfrechtzaak inleidt, een erfrechtverklaring afgeeft en andere handelingen verricht die de erfgenaam nodig heeft om zijn of haar rechten te doen gelden, worden beschouwd als een „gerecht” in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 650/20121 , gelet op het feit dat notarissen bij hun werkzaamheden de beginselen van onpartijdigheid en van onafhankelijkheid eerbiedigen, hun beslissingen zichzelf of gerechtelijke autoriteiten binden en hun handelingen kunnen worden aangevochten in het kader van een gerechtelijke procedure?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten de door een Litouwse notaris afgegeven erfrechtverklaringen dan worden beschouwd als beslissingen in de zin van artikel 3, lid 1, onder g), van verordening nr. 650/2012, en moet de bevoegdheid daarom worden vastgesteld met het oog op de afgifte van die verklaringen?

Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten de artikelen 4 en 59 van verordening nr. 650/2012 (samen of afzonderlijk, zij het niet beperkt tot die artikelen) dan aldus worden uitgelegd dat een Litouwse notaris gerechtigd is om erfrechtverklaringen af te geven zonder de algemene regels inzake rechterlijke bevoegdheid na te leven, en dat dergelijke verklaringen worden geacht authentieke akten te zijn die ook in andere lidstaten rechtsgevolgen sorteren?

Moet artikel 4 van verordening nr. 650/2012 (of andere bepalingen daarvan) aldus worden uitgelegd dat de gewone verblijfplaats van de overledene zich slechts in één bepaalde lidstaat kan bevinden?

Moeten de artikelen 4, 5, 7 en 22 van verordening nr. 650/2012 (samen of afzonderlijk, zij het niet beperkt tot die artikelen) aldus worden uitgelegd en toegepast dat in de onderhavige zaak, op basis van de in de eerste vraag genoemde feiten, moet worden geconcludeerd dat de betrokken partijen waren overeengekomen dat de gerechten in Litouwen bevoegd zijn en dat het Litouwse recht moet worden toegepast?

____________

1 Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB 2012, L 201, blz. 107).