Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 maart 2018
Deichmann SE tegen Hauptzollamt Duisburg
Verzoek van het Finanzgericht Düsseldorf om een prejudiciële beslissing
Prejudiciële verwijzing – Ontvankelijkheid – Antidumpingprocedure – Geldigheid van een verordening tot uitvoering van een arrest van het Hof waarbij eerdere verordeningen ongeldig zijn verklaard – Verplichting tot uitvoering – Rechtsgrondslag – Verordening (EG) nr. 1225/2009 – Artikel 14 – Bepaling van de criteria voor de inning van antidumpingrechten door de lidstaten – Bevel tot opschorting van de terugbetaling van antidumpingrechten door de nationale douaneautoriteiten – Hervatting van de procedure die voorafging aan de vaststelling van de ongeldig verklaarde verordeningen – Artikel 10 – Verbod van terugwerkende kracht – Communautair douanewetboek – Artikel 221 – Verjaring – Artikel 236 – Terugbetaling van niet-verschuldigde rechten
Zaak C-256/16
Jurisprudentie
gepubliceerd in de digitale Jurisprudentie (Algemene Jurisprudentie)
Links naar de teksten
|
Curia |
EUR-Lex |
Autres Liens |
Conclusie
ECLI:EU:C:2017:580 |
|
|
|
Arrest
ECLI:EU:C:2018:187 |
|
|
|
Nationale beslissing naar aanleiding van het prejudiciële arrest
ECLI:DE:BFH:2022:U.131222.VIIR13.20.0 |
|
|
|
Nationale beslissing naar aanleiding van het prejudiciële arrest
ECLI:DE:FGD:2020:0205.4K1099.14Z.00 |
|
|
|