Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 maart 2019
Europese Commissie tegen Bondsrepubliek Duitsland
Niet-nakoming – Artikel 258 VWEU – Besluit 2014/699/EU – Beginsel van loyale samenwerking – Artikel 4, lid 3, VEU – Ontvankelijkheid – Gevolgen van het verweten gedrag bij het verstrijken van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn – Aanhoudende gevolgen voor de eenheid en de samenhang van het internationale optreden van de Europese Unie – Vraag of de maatregelen die de betrokken lidstaat heeft genomen om te voldoen aan het met redenen omkleed advies, toereikend zijn – De Bondsrepubliek Duitsland stemt tijdens de 25e zitting van de Herzieningscommissie van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) tegen het in besluit 2014/699/EU bepaalde Uniestandpunt en verzet zich publiekelijk tegen dit standpunt en tegen de in dit besluit met betrekking tot de uitoefening van het stemrecht gemaakte afspraken
Zaak C-620/16
Jurisprudentie
gepubliceerd in de digitale Jurisprudentie (Algemene Jurisprudentie)
Links naar de teksten
|
Curia |
EUR-Lex |
Autres Liens |
Conclusie
ECLI:EU:C:2019:3 |
|
|
|
Arrest
ECLI:EU:C:2019:256 |
|
|
|