Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 maart 2018
Slowakische Republik tegen Achmea BV
Verzoek van het Bundesgerichtshof om een prejudiciële beslissing
Prejudiciële verwijzing – Bilaterale investeringsovereenkomst die in 1991 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek is gesloten en nog altijd van toepassing is tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Slowaakse Republiek – Bepaling op grond waarvan een investeerder van een overeenkomstsluitende partij zich in geval van een geschil met de andere overeenkomstsluitende partij tot een scheidsgerecht kan wenden – Verenigbaarheid met de artikelen 18, 267 en 344 VWEU – Begrip ‚rechterlijke instantie’ – Autonomie van het Unierecht
Zaak C-284/16
Jurisprudentie
gepubliceerd in de digitale Jurisprudentie (Algemene Jurisprudentie)
Links naar de teksten
|
Curia |
EUR-Lex |
Autres Liens |
Conclusie
ECLI:EU:C:2017:699 |
|
|
|
Arrest
ECLI:EU:C:2018:158 |
|
|
|