Zie de gedetailleerde statistieken van het Gerecht
Door Vittorio Di Bucci, griffier van het Gerecht
De gerechtelijke statistieken werpen elk jaar een waardevol licht op de werkzaamheden van het Gerecht en zijn een onmisbaar instrument om het heden te begrijpen en stappen te zetten naar de toekomst. Deze bijdrage is vooral bedoeld om de meest in het oog springende elementen van die statistieken toe te lichten, sleutels tot een beter begrip ervan te verschaffen en trends te schetsen. Wat 2024 betreft, moet de aandacht worden gevestigd op de fundamentele veranderingen in de taken van het Gerecht en in de zaken die het behandelt.
2024 betekent een keerpunt in de geschiedenis van het Gerecht en van het gerechtelijke bestel van de Europese Unie, en markeert de meest ingrijpende hervorming van dat bestel sinds de oprichting van het Gerecht in 1989. Per 1 oktober is het Gerecht bevoegd geworden om kennis te nemen van verzoeken om een prejudiciële beslissing over zes specifieke aangelegenheden. Dientengevolge heeft het Hof van Justitie de eerste verzoeken van nationale rechterlijke instanties, die betrekking hebben op onderwerpen als de btw, accijnzen, het douanerecht of de rechten van passagiers, krachtens de nieuwe statutaire en reglementaire bepalingen aan het Gerecht doorgezonden. Deze ontwikkelingen raken aan de aard van het Gerecht, dat voortaan samen met het Hof van Justitie deelneemt aan de dialoog met de nationale rechterlijke instanties en zo een bijdrage levert aan de correcte toepassing van het Unierecht in de lidstaten.
Tegelijkertijd blijft het Gerecht de rechter die in eerste aanleg toezicht uitoefent op het handelen van de instellingen en instanties van de Unie. Deze rol is nog versterkt door de hervorming, die het aantal situaties heeft uitgebreid waarin hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht worden onderworpen aan een toelatingsmechanisme en slechts voor het Hof kunnen worden gebracht wanneer er vragen mee aan de orde worden gesteld die van belang zijn voor de eenheid, de samenhang of de ontwikkeling van het Unierecht. In zaken die worden aangebracht krachtens een arbitragebeding of waarin beroep wordt ingesteld tegen een beslissing van een onafhankelijke kamer van beroep van een orgaan of instantie, zoals het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators of een financiële toezichthouder, zal het Gerecht in de meeste gevallen de rechter zijn die in laatste aanleg beslist.
Los van wat de statistieken laten zien, hebben belangrijke wijzigingen van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, de herschikking van de Praktische uitvoeringsbepalingen voor dit Reglement, de aanpassing van de structuren, de werkwijze en de IT-hulpmiddelen, alsmede de noodzaak om het personeel op te leiden in 2024 veel van het Gerecht en zijn griffie gevergd.
De structuur van de jaarstatistieken is gewijzigd in het licht van de nieuwe prejudiciële bevoegdheden, ook al zijn er in het laatste kwartaal van 2024 maar 19 verzoeken (uit twaalf verschillende lidstaten) doorgezonden aan het Gerecht. Opvallend is dat 8 van die prejudiciële verwijzingen afkomstig zijn van de hoogste rechterlijke instanties van zeven verschillende lidstaten. Het is echter nog te vroeg om betrouwbare conclusies te trekken over het belang van de verzoeken die zijn binnengekomen op de verschillende terreinen waarvoor het Gerecht bevoegd is, of om een indicatie te geven van de wijze waarop het Gerecht de prejudiciële zaken behandelt.
2024 was ook het jaar waarin vijf rechters van het Gerecht de overstap hebben gemaakt naar het Hof van Justitie en waarin het Gerecht twee nieuwe rechters heeft verwelkomd. Het Gerecht, de griffie en alle betrokken diensten hebben bergen verzet om een groot aantal procedures waarbij die vijf rechters betrokken waren, op tijd af te sluiten.
Het eerste dat opvalt, is dat het aantal aanhangig gemaakte zaken iets onder de drempel van 800 is gezakt en met 786 nieuwe zaken op het laagste niveau van de afgelopen tien jaar ligt. Het is zeer waarschijnlijk dat deze daling grotendeels conjunctureel is en met name valt te verklaren door de verminderde activiteit van de andere instellingen in een jaar dat in het teken stond van de Europese verkiezingen en de vernieuwing van de Commissie.
Dit neemt niet weg dat er voor bepaalde trends mogelijk een andere verklaring is.
Het aantal aanhangig gemaakte intellectuele-eigendomszaken is licht gedaald (268, tegenover 310 in 2023), terwijl de kamers van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) meer procedures hebben afgesloten dan in het voorgaande jaar. Deze dalende trend zal zich mogelijk voortzetten, aangezien het aantal bij de kamers van beroep van het EUIPO ingestelde beroepen is afgenomen (-6 %) en het gebruik van alternatieve regelingen ter beslechting van geschillen bij het EUIPO wordt aangemoedigd.
Het aantal zaken op het gebied van het economisch en monetair beleid, een rechtsgebied dat met name het bankrecht omvat, daalt sterk, vooral het aantal beroepen tegen besluiten van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad. Dit valt te verklaren door het feit dat dit orgaan vanaf 2024, dat wil zeggen na het einde van de eerste bijdrageperiode van acht jaar te rekenen vanaf 1 januari 2016, is opgehouden de vooraf te betalen bijdragen te innen bij de instellingen die moesten meebetalen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds, welke bijdragen de belangrijkste oorzaak vormden van de rechtszaken op dit gebied. De 14 beroepen die in 2024 zijn ingesteld, zijn gericht tegen de hernieuwde vaststelling van het besluit over de vooraf aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds te betalen bijdragen voor 2021, en zijn vergelijkbaar met de 48 zaken betreffende de bijdragen voor 2023.
Op het gebied van de regulering van de digitale markten en diensten zijn er 6zaken over verordening (EU) 2022/2065 inzake digitale diensten (Digital Services Act, DSA) aanhangig gemaakt, die betrekking hebben op de aanwijzing als „zeer groot onlineplatform” of op het bedrag van de toezichtvergoeding, en 2 zaken over verordening (EU) 2022/1925 inzake digitale markten (Digital Markets Act, DMA), die betrekking hebben op besluiten tot aanwijzing als „poortwachter”. Tot dusver zijn er bij het Gerecht nog geen zaken binnengekomen die gaan over de toepassing door de Commissie van de aan de betrokken economische actoren opgelegde materiële verplichtingen, maar die zitten ongetwijfeld in de pijplijn voor de komende jaren.
Er zijn in 2024 precies evenveel rechtszaken over beperkende maatregelen aanhangig gemaakt als in 2023, namelijk 63. Net als in 2023 hebben veruit de meeste nieuwe zaken op dit gebied (47 van de 63) betrekking op de reeks beperkende maatregelen die de Europese Unie heeft genomen tegen natuurlijke of rechtspersonen in het kader van het conflict tussen Rusland en Oekraïne. In tal van aanhangige zaken over dergelijke beperkende maatregelen hebben de verzoekers hun verzoekschrift overeenkomstig artikel 86 van het Reglement voor de procesvoering aangepast teneinde de verlenging of wijziging van de tegen hen genomen maatregelen aan te vechten, in plaats van een nieuw beroep tot nietigverklaring van die besluiten in te stellen. Dit heeft als voordeel dat verschillende handelingen waardoor een partij wordt geraakt in het kader van een en dezelfde zaak worden onderzocht, wat beantwoordt aan de doelstellingen van duidelijkheid, snelheid en rechtszekerheid met het oog waarop de mogelijkheid om het verzoekschrift aan te passen in 2016 werd ingevoerd. Met name in het geval van handelingen met een geldigheidsduur van zes maanden heeft die mogelijkheid echter tot gevolg gehad dat de lopende procedures werden verzwaard en de afhandeling van de betrokken geschillen werd bemoeilijkt, vooral wanneer het verzoekschrift vlak voor of tijdens de pleitzitting werd aangepast. Daarom heeft het Gerecht besloten zijn Reglement voor de procesvoering te wijzigen voor gevallen waarin de beroepstermijn begint te lopen na 1 september 2024. Thans is bepaald dat het verzoekschrift moet worden aangepast kort na de betekening van de beslissing van het Gerecht om de mondelinge behandeling te openen, of in beginsel nog vóór de betekening van de beslissing om uitspraak te doen zonder mondelinge behandeling. Hoewel het nog te vroeg is voor conclusies, lijkt met deze nieuwe regeling het belang van de verzoeker om zijn vorderingen te bundelen in het kader van een reeds aanhangige zaak, beter te kunnen worden verzoend met de noodzaak voor het Gerecht om zijn werkzaamheden te plannen en procedures binnen redelijke termijnen af te ronden.
Wat de traditionele rechtsgebieden betreft die onder de bevoegdheid van het Gerecht vallen, is het aantal aanhangig gemaakte ambtenarenzaken stabiel gebleven (78, tegenover 82 in 2023). Het aantal staatssteunzaken is weliswaar gestegen van 10 in 2023 naar 23 in 2024, maar blijft ruim onder het niveau van weleer. Tot slot is het aantal mededingingszaken, met 10 nieuwe zaken in 2024, net als in 2022 en 2023 op een zeer laag niveau gebleven.
Met 922 afgedane zaken heeft het Gerecht in 2024 nog beter gepresteerd dan in het voorgaande jaar en een resultaat behaald dat ruim boven het gemiddelde van de afgelopen jaren ligt. Het is er ook in geslaagd het aantal aanhangige zaken aanzienlijk terug te brengen: er zijn 136 zaken meer afgehandeld dan er zijn binnengekomen en het aantal aanhangige zaken bedraagt 1302 (wanneer de reeks van 404 in wezen identieke zaken die in 2023 aanhangig zijn gemaakt, als één zaak wordt geteld; het brutocijfer komt uit op 1705 zaken). Dit is het laagste aantal sinds 2015. Deze vooruitgang is deels te verklaren door het feit dat enkele grote groepen zaken zijn afgehandeld.
Enkele cijfers:
Het aantal pleitzittingen is in 2024 afgenomen tot 232 zittingen (tegenover 286 in 2023 en 241 en 2022) voor 300 zaken waarin is gepleit (419 in 2023 en 303 in 2022).
Er zijn gedurende het jaar twee zittingen met videoconferentie gehouden, voor het eerst sinds op 1 april 2023 nieuwe regels voor het gebruik van deze techniek in werking zijn getreden.
De gemiddelde procesduur is iets toegenomen. Die bedraagt in 2024 18,5 maanden voor zaken die bij arrest of beschikking zijn afgedaan (tegenover 18,2 maanden in 2023) en 22,1 maanden (tegenover 21 maanden in 2023) wanneer er alleen rekening wordt gehouden met de bij arrest afgedane zaken. In dit verband zij opgemerkt dat de gemiddelde procesduur in deze laatste categorie schommelt tussen 13,5 maanden voor intellectuele-eigendomszaken en 42,6 maanden voor mededingingszaken, met daartussen 37,2 maanden voor staatssteunzaken. De toename van de gemiddelde procesduur is mede een gevolg van het feit dat in 2024 meerdere complexe oude zaken of groepen zaken zijn afgesloten, met name op het gebied van staatssteun, mededinging of bankrecht. Dit verschijnsel zou moeten afzwakken en de gemiddelde procesduur zou in de loop van de komende jaren dus moeten afnemen, aangezien het Gerecht de laatste grote groepen zaken uit het verleden heeft afgesloten of aan het afronden is.
Van de 1705 zaken die op 31 december 2024 aanhangig waren bij het Gerecht (dit is een brutocijfer, waarin de 404 in 2023 aanhangig gemaakte identieke beroepen zijn begrepen), heeft 32 % betrekking op het institutionele recht (de genoemde 404 zaken vallen onder dit rechtsgebied), bijna 10 % op het economisch en monetair beleid, 7 % op staatssteun en 5 % op beperkende maatregelen. Wat de rechtsgebieden betreft waarvoor het Gerecht gespecialiseerde kamers heeft ingesteld, zijn intellectuele-eigendomszaken en ambtenarenzaken goed voor respectievelijk 19 % en 6,5 % van de aanhangige zaken, percentages die stabiel zijn gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar. Met betrekking tot de rechtsprekende formaties kan worden opgemerkt dat er vaker zaken worden toegewezen aan de Grote kamer: eind 2024 waren er voor deze formatie 2 zaken aanhangig, één over de toegang tot documenten en een andere over de herziening van niet-wetgevingshandelingen die met het milieurecht strijdige bepalingen kunnen bevatten.
Het Gerecht heeft in 2024 hard gewerkt aan de voltooiing en uitvoering van de hervorming van het gerechtelijke bestel van de Europese Unie, die in gang is gezet met het verzoek tot wijziging van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat door het Hof van Justitie in november 2022 is ingediend. De verordening waarbij het Statuut is gewijzigd, is vastgesteld op 11 april 2024 en in werking getreden op 1 september 2024. Op 10 juli 2024 heeft het Gerecht met instemming van het Hof van Justitie en na goedkeuring door de Raad fundamentele wijzigingen van zijn Reglement voor de procesvoering vastgesteld, die eveneens op 1 september 2024 in werking zijn getreden en met name bedoeld zijn om het Gerecht in staat te stellen vanaf oktober 2024 zijn nieuwe prejudiciële bevoegdheden uit te oefenen. De Praktische uitvoeringsbepalingen voor het Reglement voor de procesvoering zijn herschikt, terwijl andere teksten, met name over het gebruik van e-Curia, zijn gewijzigd. Het Gerecht heeft een kamer gevormd die kennis moet nemen van verzoeken om een prejudiciële beslissing, naar alle waarschijnlijkheid tot het Gerecht in september 2025 gedeeltelijk wordt vernieuwd, waarna zij zal worden vervangen door twee kamers met prejudiciële bevoegdheid. Het Gerecht heeft drie rechters (twee vaste en één vervanger) gekozen om de functie van advocaat-generaal uit te oefenen voor de behandeling van verzoeken om een prejudiciële beslissing. Het heeft ook de regels betreffende de samenstelling van de Grote kamer gewijzigd en regels ingevoerd voor de samenstelling van de Middelgrote kamer van negen rechters die in het kader van de wijziging van het Statuut in het leven is geroepen.
Het Gerecht heeft zijn beleid van proactief zakenbeheer voortgezet en met succes uitvoering gegeven aan de in 2023 vastgestelde nieuwe maatregelen voor de behandeling van zeer grote zaken en grote groepen zaken vanaf het moment van inschrijving. Die zaken worden volgens specifieke criteria toegewezen aan de kamers en aan de rechters-rapporteurs, zijn onderworpen aan een indicatief tijdschema – dat kan worden aangepast afhankelijk van hoe de procedure zich ontwikkelt – en komen indien nodig in aanmerking voor meer middelen. Zij kunnen tevens met voorrang worden behandeld door de groep arrestenlezers en de vertaaldienst. Er is beslist dat de rechters die betrokken zijn bij de behandeling van prejudiciële zaken, nooit zullen worden aangewezen als rapporteur voor grote zaken of groepen zaken, omdat dat onverenigbaar zou zijn met de voorrang die, overeenkomstig de toezeggingen die bij de hervorming aan de wetgever zijn gedaan, wordt gegeven aan een snelle afhandeling van verzoeken om een prejudiciële beslissing.
Het Gerecht en zijn griffie zijn verder blijven werken aan de modernisering van de rechtspleging als openbare dienst, die bijdraagt aan het efficiënt functioneren van het Europese gerechtelijke bestel. 2024 stond niet alleen in het teken van de ontwikkeling van de IT-hulpmiddelen die nodig zijn voor de behandeling van de aan het Gerecht doorgezonden verzoeken om een prejudiciële beslissing, maar ook in dat van de afronding van de eerste fasen van de ontwikkeling van een geïntegreerd systeem voor het beheer van de zaken (SIGA) en de voorbereiding van de latere fasen. Alle voor het grote publiek bestemde informatieve documenten zijn bijgewerkt en de teksten zijn tijdig verspreid met het oog op de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen. Er wordt door het Gerecht en zijn griffie ook nagedacht over maatregelen op het vlak van fysieke en digitale toegankelijkheid.
De afname van het aantal nieuwe zaken heeft een gunstig effect gehad op de griffie, aangezien daardoor de druk van de dagelijkse werkzaamheden rond het beheer van de gerechtelijke procedures iets is verminderd. Zodoende konden middelen en tijd worden besteed aan de aanpassingen die noodzakelijk waren wegens de hervorming van het gerechtelijke bestel van de Unie, en met name aan de voorbereidingen voor het beheer van de verzoeken om een prejudiciële beslissing.
Toch blijkt uit de cijfers dat de griffiewerkzaamheden ook in 2024 weer zeer intensief waren:
De griffie heeft de rechters van het Gerecht bijgestaan tijdens 346 kamervergaderingen (tegenover 334 in 2023), 232 pleitzittingen en 37 zittingen waarop beslissingen zijn uitgesproken.
Toelichting bij de statistieken over de werkzaamheden van het Gerecht in 2023
De gerechtelijke statistieken van verschillende voorgaande jaren zijn eveneens op de curia-site te vinden, en wel onder „Geschiedenis".