Gerechtelijke statistieken van het Gerecht

Zie de gedetailleerde statistieken van het Gerecht PDF 

Toelichting bij de statistieken over de werkzaamheden van het Gerecht in 2022

door Emmanuel Coulon, griffier van het Gerecht

 

De statistieken betreffende de gerechtelijke activiteit van het Gerecht zijn tegelijkertijd een essentieel instrument om de gerechtelijke activiteit te sturen, een instrument om de gevolgen van gerechtelijke keuzes te evalueren en een inhoudelijke weerspiegeling van de wetgevende, regelgevende en besluitvormende activiteit van de instellingen en organen van de Europese Unie. De analyse van deze cijfers, die door de griffie van het Gerecht zijn verstrekt, maakt deel uit van de verplichting om openbaar verslag uit te brengen over de door het Gerecht verrichte werkzaamheden en over de tendensen in de ontwikkeling van de geschillen. Zij is dus van essentieel belang.

In 2022 heeft het Gerecht zijn beleid van dynamisch zakenbeheer voortgezet en maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de procedures in de grote groepen zaken die werden geschorst totdat de als pilotzaken aangemerkte zaken waren beslecht, konden worden hervat. Deze veranderingen hebben geleid tot een toename van de gerechtelijke werkzaamheden, zoals duidelijk blijkt uit de cijfers betreffende de activiteit van de griffie. Tegelijkertijd heeft het Gerecht de economische, maatschappelijke, ecologische en geopolitieke ontwikkelingen in de Europese Unie en haar lidstaten steeds op de voet gevolgd. Na de zaken in verband met de gezondheidscrisis (staatssteun, overheidsopdrachten, handelsbeleid, volksgezondheid, toegang tot documenten en ambtenarenzaken), die hun stempel op het jaar 2021 hebben gedrukt, was een van de kenmerkende ontwikkelingen voor het jaar 2022 de opkomst van geschillen over de beperkende maatregelen die de Europese Unie heeft genomen in het kader van het conflict tussen Rusland en Oekraïne.

Zeer algemeen kan worden vastgesteld dat het aantal aanhangige zaken, met 904 aanhangig gemaakte zaken en 858 afgedane zaken, is gestegen tot 1 474.

Het begrip aanhangige zaken omvat de ingediende zaken die de president van het Gerecht nog niet aan een rechtsprekende formatie heeft toegewezen, de zaken die in behandeling zijn en de zaken die overeenkomstig het Reglement voor de procesvoering zijn geschorst.

 

Aanhangig gemaakte zaken: overzicht van de belangrijkste rechtsgebieden

Het aantal aanhangig gemaakte zaken overtreft dat van de twee voorgaande jaren (882 in 2021 en 847 in 2020), maar blijft lager dan in de jaren daarvoor (939 in 2019, 917 in 2017, 974 in 2016 en 912 in 2014). Aangezien het Gerecht bevoegd is om in eerste aanleg kennis te nemen van rechtstreekse beroepen die door de lidstaten en door natuurlijke en rechtspersonen worden ingesteld, met uitzondering van die welke voorbehouden blijven aan het Hof van Justitie, is zijn activiteit grotendeels afhankelijk van de handelingen die door de instellingen en organen van de Europese Unie worden vastgesteld en van de mate waarin de rechtmatigheid van die handelingen wordt betwist.

Van de ongeveer veertig rechtsgebieden met betrekking waartoe beroepen werden ingesteld, verdienen het externe optreden van de Europese Unie (beperkende maatregelen) en de voor de staten geldende mededingingsregels (staatssteun) bijzondere aandacht.

De rechtszaken betreffende beperkende maatregelen, die nauw samenhangen met de geopolitieke ontwikkelingen, vertegenwoordigden met 103 nieuwe zaken 11,4 % van het totale aantal in 2022 aanhangig gemaakte zaken (tegenover 4,8 % in 2021 en 3 % in 2020). Vanaf februari 2022 heeft de Europese Unie in het kader van het conflict tussen Rusland en Oekraïne een reeks beperkende maatregelen genomen tegen natuurlijke personen en entiteiten. Tussen 30 maart en 31 december zijn er 75 beroepen ingesteld ter betwisting van de rechtmatigheid van tal van handelingen waarbij deze maatregelen werden opgelegd en die betrekking hadden op honderden burgers en entiteiten. Een van deze beroepen is op 8 maart 2022 door RT France, een in Frankrijk gevestigde vennootschap die programma’s via themakanalen uitzendt, ingesteld tegen de Raad van de Europese Unie, en strekte tot intrekking van het tijdelijke verbod op de uitzending van programma’s. Deze zaak (T-125/22), waarin het Gerecht zich met name heeft moeten uitspreken over de eerbiediging van de rechten van de verdediging en over de gestelde schending van de vrijheid van meningsuiting en van informatie, is door de Grote kamer van het Gerecht (samengesteld uit 15 rechters) beslecht na een versnelde procedure van 4 maanden en 19 dagen.

Op het gebied van staatssteun zijn niet minder dan 68 zaken aanhangig gemaakt (tegenover 46 in 2021 en 42 in 2020), waarvan 50 door natuurlijke en rechtspersonen die opkomen tegen het besluit van de Commissie betreffende de steunregeling die door Portugal ten uitvoer is gelegd ten gunste van de vrijhandelszone van Madeira.

Tegenover de stijging die op deze twee gebieden kon worden vastgesteld, staat een daling van het aantal nieuwe beroepen op het gebied van intellectuele eigendom (270 tegenover 308 in 2021 en 282 in 2020) en ambtenarenzaken (66 tegenover 81 in 2021 en 120 in 2020).

Ten slotte kan worden vastgesteld dat het aantal beroepen op bancair en financieel gebied weliswaar niet significant is gestegen, maar elk jaar met enkele zaken toeneemt. In 2022 zijn 49 nieuwe beroepen geregistreerd, waarvan er 37 zijn ingesteld door banken en financiële instellingen tegen de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, een agentschap van de Europese Unie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en de voorbereiding en uitvoering van de afwikkeling van banken die zijn gevestigd in de lidstaten die deelnemen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.

Om te onderstrepen dat ook de regelgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens zeer actueel is, wordt nog de aandacht gevestigd op het beroep dat Meta Platforms Ireland in 2022 heeft ingesteld tot nietigverklaring van een besluit van het Europees Comité voor gegevensbescherming (zaak T-682/22). Dit is het tweede beroep dat tegen de besluiten van dit comité is ingesteld, na dat van WhatsApp Ireland in 2021 (zaak T-709/21), dat in 2022 door het Gerecht niet-ontvankelijk is verklaard.

2022: vertrek en indiensttreding van rechters

Met 858 afgedane zaken heeft het Gerecht minder zaken afgehandeld dan in 2021 (951). Deze daling met 9,8 % is grotendeels conjunctureel van aard. De samenstelling van het Gerecht is namelijk aanzienlijk gewijzigd als gevolg van het aantreden van nieuwe rechters in de loop van het jaar en het vertrek en de aankomst van rechters in het kader van de driejaarlijkse gedeeltelijke vernieuwing van het Gerecht. Deze veranderingen hebben uiteraard gevolgen gehad voor de organisatie en de werking van het Gerecht en zijn griffie, die het toelichten waard zijn.

Meerdere rechters zijn in de loop van 2022 buiten de driejaarlijkse hernieuwing om aangetreden en hebben rechters opgevolgd van wie het ambt na hun benoeming bij het Hof van Justitie in oktober 2021 vacant was verklaard [de heer Gratsias (Griekenland) werd benoemd tot rechter en de heer Collins (Ierland) tot advocaat-generaal], alsook een rechter die in 2021 is overleden [rechter Berke (Hongarije)]. Zo zijn rechter Kingston (Ierland) en rechter Dimitrakopoulos (Griekenland) op 13 januari 2022 en rechter Tóth (Hongarije) op 6 juli 2022 beëdigd.

Daarnaast zijn er twee nieuwe rechters, die zijn benoemd op grond van verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB 2015, L 341, blz. 14) aangetreden in januari 2022 [rechter Kukovec (Slovenië)] en in juli 2022 [rechter Ricziová (Slowakije)], waardoor het Gerecht voor het eerst sinds het einde van de hervorming die erop was gericht dat per lidstaat twee rechters naar het Gerecht worden gestuurd, uit 54 rechters bestaat.

Bij de gedeeltelijke vernieuwing van het Gerecht in september 2022 zijn drie nieuwe rechters aangetreden [rechter Tichy-Fisslberger (Oostenrijk), rechter Valasidis (Griekenland) en rechter Verschuur (Nederland)].

In 2022 heeft het Gerecht dus acht nieuwe rechters verwelkomd.

Overigens hebben de rechters, zoals alle drie jaar, onmiddellijk na de gedeeltelijke vernieuwing de president, de vicepresident en de kamerpresidenten van het Gerecht gekozen.

Door deze wijzigingen in de samenstelling van het Gerecht moesten talrijke interne organisatorische maatregelen worden genomen. Een van deze maatregelen was het besluit van het Gerecht om naast de acht kamers van vijf rechters twee kamers van zes rechters te vormen en de gedeeltelijke specialisatie van de kamers te bevestigen, waarbij de regel werd gehandhaafd dat vier kamers ambtenarenzaken en zes kamers intellectuele-eigendomszaken behandelen, terwijl de overige zaken over alle kamers worden verdeeld. Bovendien is het aantal rechtsprekende formaties dat zetelt met drie rechters uitgebreid tot 68, en komen daarbij nog de tien rechtsprekende formaties met vijf rechters, alsmede de Grote kamer van vijftien rechters en – het tegenovergestelde daarvan – de kamer met één rechter. De administratie van deze organisatie van het Gerecht, dat uit 54 rechters bestaat, vereist nauwkeurigheid en precisie.

Om de maatregelen ter begeleiding van de opeenvolgende indiensttredingen, die dus plaatsvonden in januari, juli en september, te kunnen uitvoeren, waren telkens nieuwe besluiten van het Gerecht nodig (betreffende de samenstelling van de Grote kamer, de criteria voor de toewijzing van de zaken aan de kamers, de wijze van aanwijzing van de rechter die een verhinderde rechter vervangt, de samenstelling van de kamers en de toevoeging van de rechters aan de kamers), die zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en tevens geraadpleegd kunnen worden onder de rubriek „Procedure” van het Gerecht.

De griffie was nauw betrokken bij het onthaal van de nieuwe rechters en bij de inrichting en uitvoering van de werkorganisatie van het Gerecht. In dit verband moet erop worden gewezen dat wegens de indiensttreding van nieuwe rechters en de nieuwe toewijzing van rechters aan de kamers een groot aantal zaken moest worden toegewezen en opnieuw moest worden toegewezen. De uitvoering en betekening van de toewijzingen en hernieuwde toewijzingen, waarvoor de griffie verantwoordelijk is, betroffen 938 zaken.

Enkele kerncijfers

De volgende evolutie kan worden vastgesteld:

  • 82% van de zaken werd beslecht door formaties van drie rechters (84 % in 2021 en 75 % in 2020) en bijna 12 % door uitgebreide formaties van vijf rechters (tegenover 9 % in 2021 en 15 % in 2020).
  • Eén zaak is afgedaan door de Grote kamer van het Gerecht (zaak RT France/Raad).
  • Twee zaken zijn afgedaan door alleensprekende rechters (drie in 2021 en één in 2020).
  • 57 % van de zaken werd afgedaan bij arrest (60 % in 2021 en 55 % in 2020) en 43 % bij beschikking (40 % in 2021 en 45 % in 2020), alle geschillen en rechtsgebieden samen bezien.
  • In 55 % van de bij arrest afgedane zaken werd een pleitzitting gehouden (63 % in 2021 en 62 % in 2020).

Het aantal pleitzittingen is nagenoeg gelijk aan dat van 2021 (241 zittingen, tegenover 240 in 2021 en 227 in 2020), voor 303 gepleite zaken (290 in 2021 en 335 in 2020) (dit verschil tussen het aantal zittingen en het aantal gepleite zaken heeft ermee te maken dat in gevoegde zaken slechts één zitting wordt georganiseerd). Voor de zitting in de zaak Google en Alphabet/Commissie (Google AdSense for Search) (zaak T-334/19), die plaatsvond van 2 tot en met 4 mei 2022, diende de griffie, net als voor verscheidene andere zittingen, gecoördineerde maatregelen te nemen om het goede verloop ervan te waarborgen.

Het aandeel zittingen met videoconferentie, dat in absolute cijfers tussen 2020 en 2021 bijna was verdubbeld (van 38 naar 72), is aanzienlijk gedaald: 4,6 % van de zittingen (11 zittingen op 241) werd via dit systeem gehouden, tegenover 30 % in 2020 (72 zittingen op 240). Deze ontwikkeling is logisch. Het gebruik van de videoconferentie, dat vanaf 2020 mogelijk is, werd namelijk afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat het voor de hoofd- of de interveniërende partij onmogelijk was om naar Luxemburg te reizen wegens de gezondheidscrisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie en van de instemming van deze partij om deze methode toe te passen. Verder moest vanuit technisch oogpunt aan bepaalde basisvereisten zijn voldaan om ervoor te zorgen dat de debatten konden verlopen volgens het beginsel van een eerlijk proces. Daartoe werd voorafgaand aan de zitting de kwaliteit van de beveiligde overdracht gecontroleerd en werd nagegaan of er zich geen problemen voordeden bij de simultaanvertolking.

Na het einde van de pandemie was de situatie in 2022 echter anders dan in 2021.

Voor de toekomst is het interessant om te volgen hoe de situatie zal evolueren nadat de nieuwe bepaling van het Reglement voor de procesvoering, die werd voorgesteld door het Gerecht en is aanvaard door de Raad van de Europese Unie, in werking is getreden. De regels inzake het gebruik van videoconferenties, die zijn opgenomen in een nieuw artikel 107 bis van het Reglement voor de procesvoering, leggen onder meer de juridische voorwaarden vast waaronder er gebruik van kan worden gemaakt alsook de bevoegdheid om uitspraak te doen over eventuele verzoeken, en verwijzen voor de technische voorwaarden naar de Praktische uitvoeringsbepalingen voor het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

In het streven om concreet gestalte te geven aan het beleid om de instelling toegankelijk te maken voor personen met een handicap, werden voor het eerst in de geschiedenis van de instelling de voorwaarden gecreëerd om een slechthorende persoon in staat te stellen een pleitzitting voor het Gerecht bij te wonen.

De gemiddelde duur van de procedures is zeer bevredigend. De procedure duurt gemiddeld 16,2 maanden voor zaken die bij arrest of beschikking worden afgedaan (tegenover 17,3 maanden in 2021 en 15,4 maanden in 2020) en 20,4 maanden wanneer er alleen rekening wordt gehouden met bij arrest afgedane zaken, gaande van gemiddeld 13,4 maanden voor intellectuele-eigendomszaken tot gemiddeld 43,7 maanden voor omvangrijke en complexe mededingingszaken [waaronder Intel Corporation/Commissie (T-286/09 RENV), Qualcomm/Commissie (QualcommExclusiviteitsbetalingen) (T-235/18), Google en Alphabet/Commissie (Google Android) (T-604/18), alsmede dertien zaken betreffende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met betrekking tot verschillende onderdelen van de prijzen voor luchtvrachtdiensten].

Wat de bij beschikking afgedane zaken betreft, is de gemiddelde procesduur van 8,9 maanden de kortste die ooit is opgetekend.

Zoals hierboven is vermeld, waren er op 31 december 2022 1 474 zaken aanhangig bij het Gerecht (46 meer dan op 31 december 2021, maar 23 minder dan eind 2020). Van deze zaken waren 6,5 % ambtenarenzaken en 20,3 % zaken betreffende intellectuele eigendom. Bijna 27 % van de aanhangige zaken betrof dus rechtsgebieden waarvoor het Gerecht heeft besloten gespecialiseerde kamers op te richten.

In bovenstaande statistische gegevens is geen rekening gehouden met de verzoeken in kort geding, die behoren tot de bevoegdheid van de president van het Gerecht (of van de vicepresident die hem bij verhindering vervangt), noch met de verzoeken om een versnelde procedure, die onder de bevoegdheid vallen van de rechtsprekende formatie waaraan de zaak is toegewezen. Deze presentatie zou dan ook onvolledig zijn indien geen bijzondere aandacht wordt besteed aan deze spoedprocedures, in het kader waarvan de griffie zowel bij de behandeling van de neergelegde stukken als bij de uitvoering van de door de president of het Gerecht genomen beslissingen snel en doeltreffend moet reageren.

De procedure in kort geding biedt de mogelijkheid om de president van het Gerecht (of, indien deze verhinderd is, de vicepresident) te verzoeken om opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling of om enige andere voorlopige maatregel ter bescherming van de belangen van de verzoeker, totdat het Gerecht ten gronde uitspraak heeft gedaan. Sommige verzoeken in kort geding gaan vergezeld van verzoeken om bij uiterst dringende spoedeisendheid uitspraak te doen.

De versnelde procedure kan worden toegestaan op verzoek van een hoofdpartij in het geding of ambtshalve door het Gerecht. Indien wordt besloten om volgens de versnelde procedure uitspraak te doen, gelden bijzondere procedureregels om het Gerecht in staat te stellen snel op het beroep te beslissen.

 

Het aantal verzoeken in kort geding daalde in 2022 met 22 % ten opzichte van 2021 [37 (waarvan 9 op het gebied van beperkende maatregelen) tegenover 45], net als het aantal afgesloten procedures in kort geding (37 tegenover 45).

Er werden 20 verzoeken om een versnelde procedure ingediend (tegenover 38 in 2021 en 22 in 2020), waarvan 13 met betrekking tot zaken waarin de rechtmatigheid werd aangevochten van de beperkende maatregelen die de Europese Unie had getroffen in de context van het conflict tussen Rusland en Oekraïne. Slechts één van deze verzoeken werd ingewilligd, namelijk in het kader van een verzoek tot nietigverklaring van een besluit van de Commissie betreffende de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Van zijn kant heeft het Gerecht vijfmaal gebruikgemaakt van de door artikel 151 van het Reglement voor de procesvoering geboden mogelijkheid om ambtshalve de versnelde procedure toe te passen (waaronder in de zaak RT France/Raad).

Toelichting bij de werkzaamheden van de griffie van het Gerecht

Ten slotte moet bijzondere aandacht worden besteed aan de werkzaamheden van de griffie van het Gerecht, die in 2022 zeer intensief waren. Naast de betrokkenheid van de griffier en zijn kabinet bij de administratie van het Gerecht, de wijziging van de procedureregels en de lopende gerechtelijke en institutionele projecten, hebben alle teams van deze afdeling, die bestaat uit 71 ambtenaren en overige personeelsleden, het Gerecht geholpen om zijn doelstellingen te bereiken. Zo is de griffie sterk betrokken geweest bij het proactieve beheer van de zaken, dat het Gerecht nastreeft en ondersteunt.

Meerdere drempels werden voor het eerst overschreden:

  • 60 000 akten zijn ingeschreven in het door de griffie bijgehouden register (60 691 tegenover 56 827 in 2021 en 51 399 in 2020). Uit een meer gedetailleerde analyse blijkt dat het laatste kwartaal buitengewoon druk was, met name door de toewijzing en hernieuwde toewijzing van zaken als gevolg van de nieuwe samenstelling van de rechtsprekende formaties in september 2022, alsook door de neerlegging en de betekening van stukken in zaken die tot een groep van zaken behoren (14 % van het totale aantal inschrijvingen in het laatste kwartaal houdt verband met de reeks zaken waar de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad bij betrokken is).
  • 10 000 processtukken zijn door advocaten en gemachtigden ter griffie neergelegd (10 412 tegenover 9 728 in 2021 en 9 572 in 2020).
  • 14 600 digitale borderellen werden in de loop van de procedure door de griffie opgesteld en uitgewisseld met de kabinetten van de rechters (14 631 borderellen tegenover 14 314 in 2021 en 12 636 in 2020).

De griffie heeft haar diensten ook verleend gedurende 352 kamerconferenties (bijeenkomsten waarop de rechters zaken bespreken en maatregelen nemen ter voorbereiding van de beslissing) (338 in 2021 en 325 in 2020) en gedurende 241 pleitzittingen.

Ten slotte heeft de griffie opnieuw volop haar voordeel gedaan met de applicatie e-Curia, waarvan het gebruik, behoudens enkele uitzonderingen, op 1 december 2018 verplicht is gesteld. Zo werd 94 % van de akten in 2022 elektronisch ter griffie van het Gerecht neergelegd, wat neerkomt op bijna een miljoen bladzijden (979 676 bladzijden). Sinds 2018 zijn er in totaal 4 588 664 bladzijden aan documenten neergelegd en vervolgens door de griffie van het Gerecht verwerkt, wat een idee geeft van de omvang van sommige zaken die voor onderzoek aan het Gerecht worden voorgelegd.

In al deze gegevens komen twee belangrijke ontwikkelingen van 2022 niet tot uitdrukking. De eerste  beoogde de veiligheidsvoorzieningen te versterken om de bescherming van gevoelige gegevens binnen het Gerecht en de instelling te waarborgen. De tweede, die het permanente streven van het Gerecht naar modernisering weerspiegelt, is het gebruik van de gekwalificeerde elektronische handtekening van de arresten, beschikkingen en processen-verbaal van de pleitzittingen van het Gerecht. De griffie heeft alles in het werk gesteld om de interne procedures aan te passen en een systeem tot stand te brengen dat aan de juridische vereisten voldoet en een duurzame elektronische archivering mogelijk maakt.

Het Gerecht van de Europese Unie en zijn griffie hebben zich dus nogmaals aangepast aan de gegeven omstandigheden om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de gegronde verwachtingen van de rechtzoekenden. De procedureregels van het Gerecht werden verder aangepast om een doeltreffende behandeling van de zaken mogelijk te maken, rekening houdend met nieuwe vereisten en omstandigheden. Ten slotte zijn, in het verlengde van de maatregelen die in de voorgaande jaren zijn genomen, de inspanningen voortgezet om de gehele keten van de gerechtelijke procedure te digitaliseren, vanaf de neerlegging van de stukken via de applicatie e-Curia tot de betekening langs dezelfde weg van de elektronisch ondertekende beslissingen, en aldus bij te dragen tot de noodzakelijke modernisering van de rechtspleging als openbare dienst.

 


De gerechtelijke statistieken van verschillende voorgaande jaren zijn eveneens op de curia-site te vinden, en wel onder „Geschiedenis".