Presentatie

De samenstelling

De bevoegdheden

De procedure

De rechtspraak

 

De samenstelling

vignette-tpi  

Het Gerecht bestaat uit twee rechters per lidstaat. De rechters worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd na raadpleging van een comité dat van advies moet dienen over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van het ambt van rechter. Zij worden benoemd voor zes jaar en kunnen worden herbenoemd. Zij kiezen uit hun midden voor drie jaar hun president. Zij benoemen een griffier voor een mandaat van zes jaar.


De rechters oefenen hun taak volkomen onafhankelijk en onpartijdig uit. In tegenstelling tot het Hof beschikt het Gerecht niet over permanente advocaten-generaal. Deze taak kan echter bij wijze van uitzondering aan een rechter worden opgedragen.
Over de zaken die bij het Gerecht aanhangig worden gemaakt, wordt geoordeeld door kamers van drie of vijf rechters of, in bepaalde gevallen, in enkelvoudige kamer. In juridisch ingewikkelde of belangrijke zaken kan het ook zitting houden in grote kamer (vijftien rechters). De presidenten van de kamers van vijf rechters worden voor een periode van drie jaar gekozen uit de rechters. Het Gerecht beschikt over een eigen griffie, maar maakt voor het overige gebruik van de administratieve en taalkundige diensten van de instelling.

 

De bevoegdheden

Het Gerecht is bevoegd om kennis te nemen van:

  • beroepen, ingesteld door natuurlijke of rechtspersonen tegen handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie die tot hen zijn gericht of die hen rechtstreeks en individueel raken (bijvoorbeeld beroepen van ondernemingen tegen besluiten van de Commissie waarbij hun een geldboete wordt opgelegd) , tegen regelgevingshandelingen die hen rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich brengen of ook tegen het nalaten van deze instellingen, organen en instanties om een besluit te nemen;
  • beroepen, ingesteld door de lidstaten tegen de Commissie;
  • beroepen, ingesteld door de lidstaten tegen de Raad, betreffende handelingen op het gebied van staatssteun, handelspolitieke beschermingsmaatregelen („dumping") en besluiten waarmee de Raad uitvoeringsbevoegdheden uitoefent;
  • beroepen tot vergoeding van schade veroorzaakt door de instellingen, organen of instanties van de Europese Unie of hun personeelsleden;
  • beroepen die zijn gebaseerd op door de Europese Unie gesloten overeenkomsten, die het Gerecht uitdrukkelijk bevoegd verklaren;
  • beroepen op het gebied van intellectuele eigendom, ingesteld tegen het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en tegen het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO);
  • geschillen tussen de instellingen van de Europese Unie en hun personeelseden over de arbeidsverhoudingen en het socialezekerheidsstelsel.

Tegen de beslissingen van het Gerecht kan binnen twee maanden een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie.

 

De procedure

Het Gerecht heeft een eigen Reglement voor de procesvoering. De procedure bestaat in beginsel uit een schriftelijke en een mondelinge fase.

De procedure begint met een door een advocaat of gemachtigde naar de griffie gezonden schriftelijk verzoekschrift. De kernpunten van het beroep worden in een mededeling in alle officiële talen gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. De griffier betekent het verzoekschrift aan de tegenpartij, die over een termijn van twee maanden beschikt om een verweerschrift in te dienen. Bij de rechtstreekse beroepen kan de verzoekende partij in beginsel binnen een vastgestelde termijn een repliek indienen, die de verwerende partij kan beantwoorden met een dupliek.

Personen die aannemelijk maken dat zij belang hebben bij de beslissing van een voor het Gerecht aanhangig gemaakt rechtsgeding, alsmede de lidstaten en de instellingen van de Unie kunnen in de procedure interveniëren. De interveniënt dient een memorie in, strekkende tot ondersteuning of tot verwerping van de conclusies van een van de partijen, waarop vervolgens de partijen kunnen antwoorden. Tijdens de eventuele mondelinge behandeling wordt een openbare terechtzitting gehouden. Op deze terechtzitting kunnen de rechters vragen stellen aan de vertegenwoordigers van de partijen. In een summier rapport ter terechtzitting geeft de rechter-rapporteur een samenvatting van de feiten en van de argumenten die door de partijen, en eventuele interveniënten, zijn aangevoerd. Dit document wordt in de procestaal ter beschikking gesteld van het publiek.

Vervolgens beraadslagen de rechters op basis van een ontwerp-arrest, dat is opgesteld door de rechter-rapporteur, en wordt het arrest in een openbare zitting uitgesproken.

De procedure voor het Gerecht is kosteloos. De kosten van de advocaat die is toegelaten tot de uitoefening van zijn beroep bij een rechterlijke instantie van een lidstaat, en door wie partijen zich moeten laten vertegenwoordigen, komen daarentegen niet voor rekening van het Gerecht. Elke persoon die de kosten van het instellen van een beroep niet kan betalen, kan echter om rechtsbijstandverzoeken.

De kortgedingprocedure

Een bij het Gerecht ingesteld beroep heeft niet tot gevolg dat de uitvoering van de bestreden handeling wordt opgeschort. Het Gerecht kan evenwel opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten, of andere voorlopige maatregelen vaststellen. Op een verzoek om dergelijke maatregelen beslist de president van het Gerecht of eventueel de vicepresident bij met redenen omklede beschikking.

Voorlopige maatregelen worden slechts gelast, indien aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:

  1. het beroep ten gronde mag niet op het eerste gezicht een redelijke grond missen,
  2. de verzoeker moet de spoedeisendheid aantonen van de maatregelen zonder welke hij ernstige en onherstelbare schade zou leiden;
  3. de voorlopige maatregelen moeten rekening houden met de afweging van de belangen van partijen en het algemeen belang.

De beschikking heeft een voorlopig karakter en mag niet vooruitlopen op de beslissing van het Gerecht in de hoofdzaak. Tegen de beschikking kan overigens hogere voorziening worden ingesteld bij de vicepresident van het Hof van Justitie.

De versnelde procedure

Deze procedure stelt het Gerecht in staat snel uitspraak te doen in zaken die als bijzonder spoedeisend worden beschouwd. Zowel de verzoekende als de verwerende partij kan om een versnelde procedure verzoeken. Daartoe kan ook ambtshalve worden beslist door het Gerecht.

 

De rechtspraak

Milieu en consumenten 

De Unie verbiedt het in de handel brengen van zeehondenproducten, behalve wanneer die afkomstig zijn van de traditionele jacht waarmee de Inuit in hun levensonderhoud voorzien. In 2013 heeft het Gerecht de geldigheid van dit verbod bevestigd. Het heeft namelijk geoordeeld dat de Unie, gezien de verschillen tussen de regels van de lidstaten op het gebied van de handel in zeehondenproducten, de regels voor die handel mocht harmoniseren om marktverstoringen te voorkomen, daarbij rekening houdend met het dierenwelzijn.

Inuit Tapiriit Kanatami/Commissie, T-526/10, 25 april 2013

 

Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) mogen alleen met een vergunning op het grondgebied van de Unie in de handel worden gebracht. In 2010 had de Commissie een dergelijke vergunning verleend voor de genetisch gemodificeerde aardappel Amflora, na een wetenschappelijk advies dat deze aardappel geen risico vormde voor de volksgezondheid of het milieu. Het Gerecht heeft de door de Commissie afgegeven vergunning nietig verklaard wegens een procedurefout, omdat zij de ontwerpvergunning niet aan de bevoegde comités had voorgelegd.

Hongarije/Commissie, T-240/10, 13 december 2013

 

Vrij verrichten van diensten 

Volgens het Unierecht moeten de evenementen die de lidstaten zeer belangrijk vinden voor hun samenleving, niet alleen via betaaltelevisie kunnen worden uitgezonden maar ook via gratis televisie. In 2011 heeft het Gerecht bevestigd dat een lidstaat de verplichting mag opleggen dat alle voetbalwedstrijden van het Wereldkampioenschap en de EURO gratis worden uitgezonden. Het Gerecht heeft die beslissing onderbouwd met het recht van het publiek op informatie en de noodzaak om te zorgen voor een brede toegang van het publiek tot de televisie-uitzendingen van deze evenementen.

FIFA/Commissie, T-385/07, 17 februari 2011

 

Recht van de instellingen van de EU

In 2007 had het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) een “oproep tot indiening van blijken van belangstelling” gepubliceerd om arbeidscontractanten voor de Europese instellingen aan te werven. Deze kennisgeving was alleen in het Duits, Engels en Frans opgesteld. Het Gerecht heeft de oproep nietig verklaard wegens discriminatie op grond van taal, omdat de bekendmaking ervan in drie talen bepaalde potentiële kandidaten had kunnen verhinderen om van de oproep kennis te nemen en Duits-, Frans- en Engelstalige kandidaten bevoordeelde.

Italië/Commissie, T-205/07, 3 februari 2011

 

Merken – Intellectuele en industriële eigendom

In 2012 heeft het Gerecht beslist dat het teken VIAGUARA niet als gemeenschapsmerk kon worden ingeschreven voor dranken, gezien het merk VIAGRA dat voor geneesmiddelen is ingeschreven. Hoewel het Gerecht aanvaardde dat dranken en geneesmiddelen verschillende producten zijn, meende het toch dat het teken VIAGUARA ongerechtvaardigd voordeel zou kunnen halen uit de reputatie van het merk VIAGRA: de consument zou namelijk geneigd kunnen zijn om de dranken te kopen in de veronderstelling dat zij eigenschappen hebben die vergelijkbaar zijn met die van het geneesmiddel (met name verhoging van de libido).

Viaguara/BHIM, T-332/10, 25 januari 2012

 

De onderneming Apple Corps, die is opgericht door de beroemde rockgroep „The Beatles”, heeft zich verzet tegen de inschrijving van het woord „BEATLE” voor elektrische rolstoelen en vergelijkbare producten voor mensen met beperkte mobiliteit. Het Gerecht heeft haar gelijk gegeven, omdat het van oordeel was dat het woord „BEATLE” ongerechtvaardigd voordeel zou kunnen halen uit de bekendheid en de nog steeds voortdurende aantrekkingskracht van de (THE) BEATLES-merken van Apple Corps. Mensen met beperkte mobiliteit zouden aangetrokken kunnen worden door het erg positieve beeld van vrijheid, jeugdigheid en mobiliteit dat uitgaat van de merken van Apple Corps.

You Q/BHIM, T-369/10, 29 maart 2012

 

In 2010 wilde Monaco bescherming voor het internationale merk „MONACO” in de EU. Dat werd geweigerd voor onder meer de diensten op het gebied van ontspanning, sportieve activiteiten en huisvesting. Het Gerecht heeft deze beslissing bevestigd: vanwege de bekendheid van zijn vorstenhuis, de organisatie van een grand prix formule 1 en een circusfestival, doet het woord MONACO denken aan een geografisch gebied en is het zuiver omschrijvend voor de plaats van herkomst of bestemming van de betrokken diensten. Het kan dus niet als merk worden beschermd in de EU.

MEM/BHIM (MONACO), T-197/13, 15 januari 2015

 

Mededinging

In 2004 heeft de Commissie een geldboete van 497 miljoen EUR opgelegd aan Microsoft, omdat zij meende dat deze onderneming misbruik van haar machtspositie had gemaakt door jarenlang te weigeren om aan haar concurrenten informatie te geven op basis waarvan zij alternatieve en met Windows compatibele oplossingen zouden kunnen ontwikkelen en verhandelen. Het Gerecht heeft de boete bevestigd in een arrest van 2007. In 2008 heeft de Commissie aan Microsoft een dwangsom opgelegd van 899 miljoen EUR opgelegd omdat zij geen haast maakte met de uitvoering van het besluit van 2004 en met het tijdig en tegen een redelijke vergoeding ter beschikking stellen van de informatie in kwestie aan haar concurrenten. Het Gerecht heeft de analyse van de Commissie bevestigd, maar de dwangsom verlaagd naar 860 miljoen EUR omdat de Commissie Microsoft voor een overgangsperiode had toegestaan om met bepaalde praktijken door te gaan.

Microsoft/Commissie, T-201/04, 17 september 2007, en T-167/08, 27 juni 2012

 

In 2009 heeft de Commissie twee boetes van 553 miljoen EUR elk opgelegd aan de Duitse onderneming E.ON en de Franse onderneming GDF Suez. Zij verweet hen dat zij een kartelafspraak hadden gemaakt die het ieder van hen verbood om op de nationale markt van de ander het gas te verkopen dat van Rusland naar Duitsland en Frankrijk werd aangevoerd. Het Gerecht heeft de analyse van de Commissie bevestigd, maar het bedrag van elk van de boetes verlaagd naar 320 miljoen EUR omdat de Commissie een fout had gemaakt bij de duur van het kartel (het had een jaar korter geduurd dan de Commissie had aangegeven).

E.ON Energie AG/Commissie, T-360/09, en GDF Suez/Commissie, T-370/09, 29 juni 2012

 

Auteursrechtenorganisaties beheren de auteursrechten op onder meer muziekwerken. Zij kennen vervolgens aan gebruikers die daarom vragen, het recht toe om de werken tegen vergoeding commercieel te gebruiken. In 2008 had de Commissie beslist dat 24 van dit soort organisaties de mededinging hadden beperkt door de licenties voor de exploitatie van bepaalde muziekwerken tot hun nationale grondgebied te beperken. Het Gerecht heeft de analyse van de Commissie wegens het ontbreken van bewijs teniet gedaan, temeer omdat voor de territoriale beperking in de licenties een verklaring kon worden gevonden in de noodzaak om ongeoorloofd gebruik van de muziekwerken doeltreffend te bestrijden.

CISAC/Commissie, T-442/08, 12 april 2013

 

In 2011 had de Commissie beslist dat het voornemen van Microsoft om de controle over Skype te verwerven, verenigbaar was met het Unierecht. Twee concurrenten van Skype zijn daarop naar het Gerecht gestapt, waar zij hebben aangevoerd dat de voorgenomen fusie mededingingsverstorende effecten had. Het Gerecht heeft het besluit van de Commissie echter bevestigd. Het was van oordeel dat de fusie de mededinging niet beperkte, noch op de markt voor communicatie via internet voor het grote publiek noch op de markt voor communicatie via internet voor ondernemingen.

Cisco Systems en Messagenet/Commissie, T-79/12, 11 december 2013

 

Staatssteun

In Oostenrijk komen de kosten die de Staat moet maken om de productie van groene elektriciteit te stimuleren voor rekening van alle elektriciteitsverbruikers samen. In 2008 wilde Oostenrijk voor grootverbruikers van elektriciteit een maximumbedrag invoeren voor hun bijdrage aan die kosten. Volgens de Commissie was die beperking tot een bepaald maximum echter onverenigbaar met het Unierecht. Het Gerecht heeft haar gelijk gegeven. Het was van oordeel dat deze maatregel een vorm van vrijstelling van een parafiscale heffing was, die bepaalde ondernemingen ten nadele van andere bevoordeelde, zonder dat dit verschil in behandeling, gelet op de nagestreefde doelstelling, kon worden gerechtvaardigd. Bovendien was deze steun niet verenigbaar met de richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming.

Oostenrijk/Commissie, T-251/11, 11 december 2014

 

ING is een Nederlandse financiële instelling in de banken- en verzekeringssector. In de context van de financiële crisis had Nederland haar steun toegekend in de vorm van een kapitaalinbreng, waarvan de terugbetalingsvoorwaarden in de loop van de tijd waren gewijzigd. Volgens de Commissie vormden deze nieuwe voorwaarden 2 miljard EUR extra steun. Volgens het Gerecht kon echter niet de conclusie worden getrokken dat er sprake was van steun. De Commissie had namelijk niet onderzocht of een particuliere investeerder die zich in dezelfde situatie als Nederland bevond, niet zou hebben ingestemd met een dergelijke wijziging van de terugbetalingsvoorwaarden en dus met een dergelijk bijkomend voordeel.

Nederland/Commissie, T-29/10, T-33/10, 2 maart 2012

 

In 2008 is aan de Italiaanse luchtvaartmaatschappij Alitalia, die met ernstige financiële problemen kampte, een lening van 300 miljoen EUR toegekend door de Italiaanse Staat, die overigens had besloten om zijn aandeel in de luchtvaartmaatschappij te verkopen. De Commissie heeft de aan Alitalia toegekende lening als onrechtmatig aangemerkt (dat zou slechts anders zijn geweest indien een investeerder uit de particuliere sector in gelijkaardige omstandigheden ook een lening zou hebben toegekend, hetgeen hier dus niet het geval was), maar de verkoop van de activa toegestaan, vooropgesteld dat dit tegen de marktprijs zou gebeuren. Omdat zij van mening was dat Alitalia steun had ontvangen die met het Unierecht onverenigbaar was, heeft Ryanair zich tot het Gerecht gewend. Dat laatste heeft de analyse van de Commissie op alle punten bevestigd.

Ryanair/Commissie, T-123/09, 28 maart 2012

 

Landbouw

In 2011 heeft de Commissie een verplichting tot etikettering ingevoerd voor citrusvruchten die na de oogst waren behandeld met conserveringsmiddelen of andere chemische stoffen. Spanje heeft het Gerecht gevraagd om die verplichting ongeldig te verklaren, omdat zij alleen de telers van citrusvruchten trof – en niet de telers van andere vruchten die na de oogst worden behandeld –, zodat zij discriminerend was. Het Gerecht was echter van oordeel dat de schil van citrusvruchten, anders dan die van ander fruit (bananen, watermeloenen, meloenen), in de keuken kan worden gebruikt, zodat de verplichte etikettering, zonder te discrimineren, zorgde voor een eenvormig en hoog niveau van consumentenbescherming.

Spanje/Commissie, T-481/11, 13 november 2014

 

Volksgezondheid

Orphacol is een geneesmiddel voor de behandeling van zeldzame maar zeer ernstige leveraandoeningen die bij zuigelingen tot de dood kunnen leiden. In 2009 heeft het Franse Laboratoires CTRS de Commissie verzocht om afgifte van een vergunning voor het in de handel brengen van dit geneesmiddel, wat de Commissie heeft geweigerd omdat CTRS geen resultaten van klinische proeven had opgesteld. Het Gerecht heeft dat besluit nietig verklaard, omdat het van oordeel was dat CTRS volgens de toepasselijke bepalingen niet verplicht was om dergelijke resultaten over te leggen, aangezien bij de werkzame stoffen in dit geneesmiddel sprake was van langdurig gebruik in de medische praktijk gedurende ten minste 10 jaar binnen de Unie.

Laboratoires CTRS/Commissie, T-301/12, 4 juli 2013

 

Buitenlandse betrekkingen van de EU

Beperkende maatregelen of „sancties” zijn een essentieel instrument van het buitenlands beleid, waarmee de Unie wil bereiken dat een land zijn beleid of zijn gedrag wijzigt. Zij kunnen de vorm aannemen van wapenembargo’s, bevriezingen van tegoeden, een verbod om het grondgebied van de Unie te betreden of daarop op doorreis te zijn, import- en exportverboden, etc. Zij kunnen gericht zijn tot regeringen, ondernemingen, natuurlijke personen en groepen of organisaties (zoals terroristische organisaties).

Naast terroristische organisaties als Al Qaida zijn al een dertigtal landen voorwerp van sancties van de Raad van de Unie geweest, waaronder Afghanistan, Wit-Rusland, Ivoorkust, Egypte, Iran, Libië, Rusland, Syrië, Tunesië, Oekraïne en Zimbabwe.

 

Van Eyad Makhlouf (neef van Bachar Al Assad) zijn de tegoeden door de Raad bevroren omdat hij de broer van Rami Makhlouf was (een van de machtigste Syrische zakenlieden) en officier van de algemene inlichtingendienst, betrokken bij het harde optreden tegen de Syrische burgerbevolking. Het Gerecht heeft de bevriezing van de tegoeden bevestigd, omdat het van oordeel was dat Makhlouf geen bewijs had overgelegd dat kon ontkrachten dat hij steun aan het Syrische regime had verleend. Ook waren de verdedigingsrechten van Makhlouf niet geschonden, omdat hij de gelegenheid had gehad om zich doeltreffend tegen de Raad te verdedigen.

Makhlouf/Raad, T-383/11, 13 september 2013

 

In 2010 zijn van de Iraanse vennootschap Fulmen en haar directeur de tegoeden bevroren, omdat zij volgens de Raad betrokken waren bij de installatie van elektrisch materieel op een geheime site die voor het Iraanse nucleaire programma werd gebruikt. Het Gerecht heeft de bevriezing van de tegoeden echter ongedaan gemaakt: het was van oordeel dat de Raad zich had gebaseerd op niet-onderbouwde beweringen en niet het bewijs had geleverd dat Fulmen en haar directeur op de betrokken site actief waren geweest. Volgens het Gerecht had de Raad dat bewijs moet overleggen.

Fulmen en Fereydoun Mahmoudian/Raad, T-439/10 en T440/10, 21 maart 2012

 

Economisch beleid

De „centrale partijen” zijn financiële inrichtingen die zorgen voor de afwikkeling van bepaalde transacties door het kredietrisico van de partijen bij de transactie te beheren. In 2011 heeft de ECB voor de centrale tegenpartijen die in de eurozone actief zijn, de regel ingevoerd dat zij in een land van de eurozone gevestigd moesten zijn. Het Verenigd Koninkrijk, dat geen deel uitmaakt van de eurozone, heeft om nietigverklaring van die regel verzocht, omdat die de Britse centrale tegenpartijen benadeelde. Het heeft van het Gerecht gelijk gekregen. Volgens het Gerecht was de ECB namelijk niet bevoegd om een dergelijk locatievereiste op te leggen.

Verenigd Koninkrijk/ECB, T-496/11, 4 maart 2015

 

Toegang tot documenten

In 2009 heeft het Nederlandse Europarlementslid Sophie In ’t Veld aan de Raad verzocht om toegang tot een advies van zijn juridische dienst over het openen van onderhandelingen tussen de Unie en de VS over wat later de SWIFT-overeenkomst zou worden (overeenkomst waarbij de Amerikaanse autoriteiten met het oog op terrorismebestrijding toegang tot Europese bankgegevens krijgen). De Raad heeft de toegang tot dit advies in zijn geheel geweigerd. Het Gerecht heeft deze weigering gedeeltelijk teruggedraaid (namelijk voor alles wat niet de specifieke inhoud van de overeenkomst en de richtsnoeren voor de onderhandelingen betrof): het was van oordeel dat de Raad – bij zijn onderzoek of er geen hoger openbaar belang was dat tot openbaarmaking van de betrokken gegevens dwong – niet aan de hand van concrete bewijzen had aangetoond dat de bescherming van juridische adviezen in gevaar was en ook geen rekening had gehouden met het feit dat het advies in kwestie betrekking had op het specifieke gebied van de bescherming van persoonsgegevens.

In ’t Veld/Raad, T-529/09, 4 mei 2012