Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 3 december 2020 door Lico Leasing, S.A.U en Pequeños y Medianos Astilleros Sociedad de Reconversión, S.A. tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer - uitgebreid) van 23 september 2020 in de gevoegde zaken T-515/13 RENV en T-719/13 RENV, Koninkrijk Spanje e.a./Commissie

(Zaak C-658/20 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirantes: Lico Leasing, S.A.U en Pequeños y Medianos Astilleros Sociedad de Reconversión, S.A. (vertegenwoordigers: J.M. Rodríguez Cárcamo en M.A. Sánchez, abogados)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Bankia, S.A. e.a. en Aluminios Cortizo, S.A.

Conclusies

Lico Leasing, S.A.U., Establecimiento Financiero de Crédito (hierna: „LICO”) en Pequeños y Medianos Astilleros Sociedad de Reconversión, S.A. (hierna: „PYMAR”) verzoeken het Hof:

het arrest van het Gerecht van 23 september 2020, Spanje e.a./Commissie (T-515/13 RENV en T-719/13 RENV, EU:T:2020:434) in zijn geheel te vernietigen;

besluit 2014/200/EU van de Commissie van 17 juli 2013 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunmaatregel SA.21233 C/11 (ex NN/2011, ex CP 137/06) – Belastingregeling voor bepaalde leaseovereenkomsten met het oog op financiering, ook Spaanse belasting-leaseregeling genoemd (PB 2014, L 114, blz. 1), nietig te verklaren of, subsidiair, het bevel tot terugvordering van de steun nietig te verklaren;

de Europese Commissie te verwijzen in de kosten van LICO en PYMAR voor de onderhavige hogere voorziening en in hun kosten voor de procedure na terugverwijzing (T-719/13 RENV), voor de hogere voorziening (C-128/16 P) en voor de oorspronkelijke procedure in eerste aanleg (T-719/13).

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel in hogere voorziening: materiële FOUTEN, onjuiste kwalificatie van de feiten en onjuiste motivering bij de toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU

Volgens LICO en PYMAR heeft het Gerecht blijk gegeven van de volgende onjuiste rechtsopvattingen, zowel materieel, als inzake de kwalificatie van de feiten, en de motivering, bij de uitlegging van artikel 107, lid 1, VWEU:

(i) onjuiste rechtsopvatting bij de controle van het referentiestelsel, aangezien de Commissie noch in het besluit, noch voor het Gerecht heeft aangegeven wat het referentiestelsel voor de Spaanse belasting-leaseregeling (hierna: „SBL”) is, noch als geheel, noch met betrekking tot elk van de afzonderlijke maatregelen waaruit deze bestond.

(ii) onjuiste rechtsopvattingen bij de juridische kwalificatie van de administratieve goedkeuring voor vervroegde afschrijving: (a) het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat het bestaan van een goedkeuringsprocedure noodzakelijkerwijs met zich meebrengt dat de maatregel selectief is, zonder dat het door de rechtspraak van het Gerecht vereiste onderzoek in drie stappen moest worden verricht, (b) onjuiste kwalificatie van de goedkeuring voor vervroegde afschrijving als een discretionaire bevoegdheid waarmee doelstellingen kunnen worden bereikt die losstaan van de belastingregeling en (c) onjuiste beoordeling dat op basis van de selectiviteit van slechts één van de maatregelen waardoor men in aanmerking kwam voor de SBL in haar geheel (de goedkeuring voor vervroegde afschrijving), kon worden geoordeeld dat de regeling in haar geheel selectief was.

(iii) ontoereikende motivering inzake de vergelijking van de feitelijke en juridische situatie van de door de onderzochte maatregel getroffen ondernemingen.

Tweede middel in hogere voorziening: onjuiste opvatting en onjuiste kwalificatie van de feiten met betrekking tot de brief van de commissaris verantwoordelijk voor het DG „Concurrentie” inzake het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen

Volgens LICO en PYMAR heeft het Gerecht de inhoud van de brief van de commissaris verantwoordelijk voor het DG „Concurrentie” onjuist opgevat en die inhoud ten onrechte aldus gekwalificeerd dat in de brief geen nauwkeurige, onvoorwaardelijke en onderling overeenstemmende toezeggingen werden gedaan die een gewettigd vertrouwen konden doen ontstaan.

Derde middel in hogere voorziening: onjuiste kwalificatie van de feiten bij de toepassing en de uitlegging van het rechtszekerheidsbeginsel

Volgens LICO en PYMAR heeft het Gerecht, zelfs al zou het de inhoud van de brief van de commissaris verantwoordelijk voor het DG „Concurrentie” niet onjuist hebben opgevat voor de toepassing van het beginsel van gewettigd vertrouwen, zowel dit feit als de beschikking betreffende de Franse fiscale economische samenwerkingsverbanden (hierna: „ESV’s”) onjuist gekwalificeerd bij het onderzoek van het middel betreffende het rechtszekerheidsbeginsel, met als gevolg dat dit beginsel onjuist werd uitgelegd en toegepast.

Vierde middel in hogere voorziening: onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de voor terugvordering van steun geldende beginselen

Volgens LICO en PYMAR heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de beginselen die gelden voor de terugvordering van steun (i) omdat op basis van het feit dat scheepvaartmaatschappijen niet werden beschouwd als begunstigden van de steun niet kan worden geoordeeld dat de ESV’s en de investeerders daadwerkelijk de volledige steun genoten, wanneer is bewezen dat dat niet het geval was en (ii) omdat, als om te bepalen of er sprake is van staatssteun geen rekening mag worden gehouden met de gebruikte techniek, maar moet worden gekeken naar de gevolgen van de maatregel, op dezelfde manier, met betrekking tot de terugvordering rekening moet worden gehouden met de gevolgen in plaats van met de gebruikte techniek, aangezien het niet redelijk is dat in het Franse geval de bedragen die aan de gebruikers zijn doorgegeven, in mindering werden gebracht, terwijl dat niet gebeurt in het Spaanse geval, hoewel de praktische gevolgen in beide gevallen identiek zijn.

____________