Language of document : ECLI:EU:F:2011:170

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

29 september 2011

Zaak F‑72/10

Mario Paulo da Silva Tenreiro

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Artikel 7, lid 1, van het Statuut – Artikel 29, lid 1, sub a en b, van het Statuut – Kennelijke beoordelingsfout – Misbruik van bevoegdheid – Motivering”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij da Silva Tenreiro vraagt om, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van zijn sollicitatie naar het vacante ambt van directeur van de directie E, „Justitie”, van het directoraat-generaal (DG) „Justitie, vrijheid en veiligheid”, alsmede van het besluit om K. in dat ambt aan te stellen, en, anderzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie om de procedure voor de voorziening in het ambt van directeur van de directie F, „Veiligheid”, van het DG „Justitie, vrijheid en veiligheid” af te sluiten alsmede van het besluit om P. in dat ambt aan te stellen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Verzoeker wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vacature – Voorziening bij wege van bevordering of overplaatsing – Vergelijking van verdiensten van kandidaten

(Ambtenarenstatuut, art. 7, lid 1, en 29, lid 1)

2.      Ambtenaren – Kennisgeving van vacature – Bepaling van minimumkwalificaties die voor te vervullen ambt zijn vereist

(Ambtenarenstatuut, art. 29)

1.      De uitoefening van de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover het tot aanstelling bevoegd gezag op het gebied van aanstelling beschikt, veronderstelt een nauwgezet en onpartijdig onderzoek van de sollicitatiedossiers en een zorgvuldige naleving van de in de kennisgeving van vacature gestelde eisen, zodat het elke kandidaat die niet aan deze eisen voldoet dient af te wijzen. De kennisgeving van vacature vormt immers een wettigheidskader dat dat gezag zichzelf stelt en waaraan het zich nauwgezet heeft te houden.

Om na te gaan of het tot aanstelling bevoegd gezag de grenzen van dit wettigheidskader niet heeft overschreden dient de rechter van de Unie eerst kennis te nemen van de voorwaarden die in de kennisgeving van vacature worden gesteld en vervolgens na te gaan of de door het gezag voor dat ambt uitgekozen kandidaat inderdaad aan die eisen voldeed. Ten slotte moet hij met betrekking tot de bekwaamheden van de verzoeker onderzoeken of dat gezag niet een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door de voorkeur te geven aan een andere kandidaat.

Dat onderzoek moet zich echter beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel heeft kunnen komen, binnen redelijke grenzen is gebleven en haar bevoegdheid niet op kennelijk onjuiste wijze heeft gebruikt. De rechter kan zijn oordeel over de kwalificaties van de kandidaten dus niet in de plaats stellen van dat van het tot aanstelling bevoegd gezag.

(cf. punten 48‑50)

Referentie:

Hof: 28 februari 1989, Van der Stijl en Cullington/Commissie, 341/85, 251/86, 258/86, 259/86, 262/86, 266/86, 222/87 en 232/87, punt 51

Gerecht van eerste aanleg: 11 december 1991, Frederiksen/Parlement, T‑169/89, punt 69; 19 maart 1997, Giannini/Commissie, T‑21/96, punt 20; 12 mei 1998, Wenk/Commissie, T‑159/96, punten 63‑65 en 72; 19 september 2001, E/Commissie, T‑152/00, punt 29; 14 oktober 2003, Wieme/Commissie, T‑174/02, punt 38; 11 november 2003, Faita/ESC, T‑248/02, punt 71; 5 juli 2005, Wunenburger/Commissie, T‑370/03, punt 51; 4 juli 2006, Tzirani/Commissie, T‑45/04, punten 46, 48 en 49

2.      Het tot aanstelling bevoegd gezag beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid om de bekwaamheden te bepalen die vereist zijn voor het te vervullen ambt en alleen een kennelijke beoordelingsfout in de definitie van de minimumvoorwaarden om in het betrokken ambt te voorzien, kan leiden tot de onwettigheid van de kennisgeving van vacature.

(cf. punt 61)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 16 oktober 1990, Gallone/Raad, T‑132/89, punt 27; 12 december 2002, Morello/Commissie, T‑135/00, punt 69; 11 juli 2007, Konidaris/Commissie, T‑93/03, punt 72