Language of document : ECLI:EU:T:2013:624

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

4 december 2013

Zaak T‑107/11 P

Europese Stichting voor opleiding (ETF)

tegen

Gisela Schuerings

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Tijdelijk functionarissen – Overeenkomst voor onbepaalde tijd – Besluit tot opzegging – Bevoegdheid van het Gerecht voor ambtenarenzaken – Artikelen 2 en 47 RAP – Zorgplicht – Begrip ‚dienstbelang’ – Verbod om ultra petita te beslissen – Rechten van de verdediging”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 9 december 2010, Schuerings/ETF (F‑87/08), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 9 december 2010, Vandeuren/ETF (F‑87/08), wordt vernietigd voor zover daarbij nietig is verklaard het besluit van de Europese Stichting voor opleiding (ETF) van 23 oktober 2007 om de overeenkomst van tijdelijk functionaris voor onbepaalde tijd van Schuerings op te zeggen en voor zover daarbij dientengevolge als prematuur is afgewezen haar verzoek om vergoeding van de geleden materiële schade. De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

1.      Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Omvang – Verbod om ultra petita te beslissen – Verplichting om de door partijen afgebakende grenzen van het geding te eerbiedigen – Verplichting om enkel op basis van de door partijen aangevoerde argumenten uitspraak te doen – Geen

2.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd – Inkrimping van het werkgebied van een agentschap van de Unie – Door het Gerecht voor ambtenarenzaken geformuleerde verplichting om de mogelijkheid te onderzoeken om de betrokken functionaris over te plaatsen – Verplichting waarin de Regeling andere personeelsleden niet voorziet

(Regeling andere personeelsleden, art. 2, onder a), en 47, onder c), i)

3.      Ambtenaren – Tijdelijk functionarissen – Opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Op de administratie rustende zorgplicht – Inaanmerkingneming van de belangen van de betrokken functionaris en van de dienst

(Regeling andere personeelsleden, art. 2, en 47, onder c), i)

1.      Aangezien de Unierechter aan wie een beroep tot nietigverklaring is voorgelegd niet ultra petita mag beslissen, is hij niet bevoegd om het hoofdvoorwerp van het geding te herdefiniëren, en evenmin om ambtshalve een middel aan te voeren, behoudens bijzondere gevallen waarin zijn optreden wordt vereist door het openbaar belang. Hoewel de rechter binnen de door partijen afgebakende grenzen slechts uitspraak moet doen over de vordering van partijen, hoeft hij zich niet te beperken tot de door hen tot staving van hun vorderingen aangevoerde argumenten, daar hij zich anders, in voorkomend geval, gedwongen zou kunnen zien om zijn beslissing te baseren op onjuiste juridische overwegingen.

(cf. punten 41 en 50)

Referentie:

Gerecht 5 oktober 2009, Commissie/Roodhuijzen, T‑58/08 P, Jurispr. blz. II‑3797, punten 34 en 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Door aan te geven dat het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag – overeenkomstig artikel 47, onder c), i), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden – van een op basis van een overeenkomst voor onbepaalde duur aangeworven functionaris moet nagaan of de betrokken functionaris niet kan worden overgeplaatst naar een bestaande post of naar een post die binnenkort zal ontstaan, heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken ten aanzien van dat gezag een verplichting geformuleerd waarin de bovengenoemde regeling niet voorziet.

De stabiliteit van de dienstbetrekking bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd vormt een belangrijk element van de bescherming van de betrokken werknemers, ook al vormt zij zelf geen algemeen rechtsbeginsel.

Artikel 2, onder a), van voornoemde regeling bepaalt evenwel dat als tijdelijk functionaris wordt aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld om een ambt te vervullen waaraan een tijdelijk karakter is verleend, terwijl het Statuut aan de dienstbetrekking van ambtenaren een grotere stabiliteit toekent, aangezien de gevallen van definitieve beëindiging van de functies tegen de wil van de betrokkene, strikt beperkt zijn.

Hoewel arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd zich vanuit het oogpunt van baanzekerheid onderscheiden van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, kan niet worden ontkend dat functionarissen van de openbare dienst van de Unie die zijn aangesteld op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd, niet onbekend kunnen zijn met het tijdelijke karakter van hun aanstelling en met het feit dat deze geen baangarantie verschaft.

Met het verplicht stellen van een voorafgaand onderzoek naar de mogelijkheid van overplaatsing, heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken de aard van de dienstbetrekking van de tijdelijk functionaris, zoals die is gedefinieerd door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, gewijzigd.

(cf. punten 81‑84 en 88)

Referentie:

Hof 22 november 2005, Mangold, C‑144/04, Jurispr. blz. I‑9981, punt 64

3.      Ook al beschikt het tot aanstelling bevoegd gezag bij de toepassing van artikel 47, onder c), i), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden over een ruime beoordelingsbevoegdheid om te bepalen of een bijzondere omstandigheid of een bijzonder feit het ontslag rechtvaardigt van een functionaris met een overeenkomst voor onbepaalde tijd, dient dit gezag rekening te houden met het dienstbelang, maar ook, om te voldoen aan zijn zorgplicht, met het belang van de betrokken functionaris. Zelfs al beschikt het bevoegd gezag bij de beoordeling van het dienstbelang over een ruime beoordelingsbevoegdheid en dient het toezicht van de Unierechter zich bijgevolg te beperken tot de vraag of het betrokken gezag binnen redelijke grenzen is gebleven en geen kennelijke fout heeft gemaakt bij de beoordeling van de situatie van een functionaris, dan nog gebiedt de zorgplicht, die het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en plichten van het openbaar gezag en zijn functionarissen weerspiegelt, alle elementen die van invloed kunnen zijn op zijn besluit, en, met name, de belangen van de betrokken functionaris, in aanmerking te nemen.

Desalniettemin heeft het Gerecht voor ambtenarenzaken, door in het kader van een beroep tot nietigverklaring van een besluit tot opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd van een tijdelijk functionaris pas een afweging te maken van het belang van de dienst tegen het belang van de betrokken functionaris na eerst te hebben vastgesteld dat het bevoegd gezag verplicht is om van tevoren de mogelijkheid te onderzoeken van een overplaatsing van deze functionaris, en door erop te wijzen dat het naar aanleiding van de uitvoering van dit onderzoek is dat het dienstbelang, dat verlangt dat de meest geschikte persoon wordt aangewezen voor de bestaande post of de post die binnenkort zal ontstaan, moet worden afgewogen tegen dat van de functionaris, geen rekening gehouden met het dienstbelang toen het het beginsel formuleerde dat de inkrimping van het werkgebied van een agentschap enkel een geldige reden vormt voor ontslag indien het betrokken agentschap niet beschikt over een post waarnaar de betrokken functionaris had kunnen worden overgeplaatst.

Het bestaan van bijzondere interne selectieprocedures bij het betrokken agentschap, die worden toegepast wanneer er posten vacant komen of interne wijzigingen plaatsvinden, kan evenwel een middel zijn van personeelsbeleid dat bijzonder geschikt is voor de specifieke aard van de aan het agentschap toegewezen taken, en dat dit agentschap ertoe brengt om, in het belang van de dienst, de functionaris die door een inkrimping van het werkgebied wordt geraakt, te wijzen op de deelname aan dergelijke procedures teneinde een nieuwe post binnen het agentschap te vinden. Bovendien kan het ondersteunen van deze functionaris bij het vinden van een nieuwe post binnen het agentschap door deze standaardselectieprocedures te volgen, bijdragen tot de inaanmerkingneming van de belangen van de betrokken functionaris, en dus tot eerbiediging van de zorgplicht.

Ook het feit dat het bevoegd gezag de mogelijkheden heeft onderzocht van overplaatsing van een met ontslag bedreigde functionaris naar een ander agentschap of een andere instelling, of de bijzondere context waarin de agentschappen van de Unie over het algemeen handelen, kan een relevant aspect vormen bij de afweging van het belang van de functionaris en dat van de dienst.

(cf. punten 91, 93, 94, 96 en 97)

Referentie:

Gerecht 8 september 2009, ETF/Landgren, T‑404/06 P, Jurispr. blz. II‑2841, punten 215 en 216