Language of document :

Beroep ingesteld op 9 juni 2008 - Acron en Dorogobuzh / Raad

(Zaak T-235/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Acron OAO (Veliky Novgorod, Rusland) en Dorogobuzh OAO (Verkhnedneprovsky, Rusland) (vertegenwoordigers: P. Vander Schueren en B. Evtimov, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EG) nr. 236/2008 van de Raad van 10 maart 2008 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 inzake het antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong in Rusland, nietig verklaren voor zover daarbij aan verzoeksters en de in punt 11 van de bestreden verordening genoemde met hen verbonden vennootschappen een antidumpingrecht is opgelegd;

gelet op de ernst van de vastgestelde inbreuken op het gemeenschaprecht, de bevoegde instellingen gelasten de heffing van het antidumpingrecht met betrekking tot verzoeksters en de met hen verbonden vennootschappen op te schorten totdat de instellingen van de Gemeenschap de maatregelen hebben vastgesteld die noodzakelijk zijn om te voldoen aan het arrest van het Gerecht;

de Raad verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters, Russische producenten en exporteurs van ammoniumnitraat, vorderen op grond van artikel 230 EG nietigverklaring van verordening (EG) nr. 236/2008 van de Raad (de "bestreden verordening").1

Ter ondersteuning van hun beroep voeren zij een grond voor nietigverklaring aan die bestaat uit twee middelen. Verzoeksters stellen dat de instellingen van de Gemeenschap de normale waarde voor hen onjuist hebben vastgesteld waardoor een artificieel hoge waarde is toegepast; dit heeft ertoe geleid dat zij ten onrechte het bestaan van dumping hebben vastgesteld. Daardoor hebben zij inbreuk gemaakt op de artikelen 1 en 2 van de basisverordening2, hebben zij een aantal kennelijke beoordelingsfouten gemaakt en hebben zij fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht geschonden. Deze inbreuken hebben volgens verzoeksters rechtstreeks geleid tot de ongewettigde beëindiging van het tussentijdse nieuwe onderzoek zonder wijziging van de tegen hen getroffen antidumpingmaatregel.

In het kader van hun eerste middel stellen verzoeksters meer bepaald dat de instellingen van de Gemeenschap blijk hebben gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en artikel 2, leden 3 en 5, van de basisverordening hebben geschonden door het grootste deel van hun productiekosten als onbetrouwbaar buiten beschouwing te laten en/of door de facto voor de vaststelling van het grootste deel van de normale waarde een methode te hanteren die ongebruikelijk is in een markteconomie.

Verder betogen verzoeksters dat Commissie bij de aanpassing van de gasprijs artikel 2, lid 5, tweede zin, van de basisverordening heeft geschonden en/of een kennelijke beoordelingsfout en een redeneringsfout heeft gemaakt door de gasprijs aan te passen op basis van de intracommunautaire gasprijs te Waidhaus (Duitsland) en door na te laten de 30 % Russische rechten bij uitvoer over Russisch gas van het bedrag van de aanpassing af te trekken.

Verzoeksters stellen dat, indien de dumpingmarge correct was vastgesteld overeenkomstig de basisverordening en fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht, de instellingen van de Gemeenschap tot de vaststelling zouden zijn gekomen dat er geen sprake was van dumping of slechts van een de-minimisdumping, en de antidumpingmaatregelen hadden kunnen worden ingetrokken of aanzienlijk hadden kunnen worden verlaagd met betrekking tot verzoeksters en de met hen verbonden vennootschappen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 236/2008 van de Raad van 10 maart 2008 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 inzake het antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong in Rusland (PB L 75, blz. 1).

2 - Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 56, blz. 1).