Language of document : ECLI:EU:T:2014:739

Zaak T‑471/11

Éditions Odile Jacob SAS

tegen

Europese Commissie

„Mededinging – Concentraties – Markt van de uitgifte van boeken – Beschikking waarbij de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard onder voorwaarde dat activa worden afgestoten – Besluit houdende goedkeuring van de overnemer van de afgestoten activa – Besluit dat is vastgesteld na de nietigverklaring door het Gerecht van de oorspronkelijke beschikking betreffende dezelfde procedure – Procesbelang – Schending van artikel 266 VWEU – Niet-nakoming van de verbintenissen die zijn opgelegd bij de voorwaardelijke goedkeuringsbeschikking – Onderscheid tussen voorwaarden en verplichtingen – Verbod van terugwerkende kracht – Beoordeling van de kandidatuur van de verkrijger – Onafhankelijkheid van de verkrijger ten opzichte van de vervreemder – Misbruik van bevoegdheid – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 5 september 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Interventie – Exceptie van niet-ontvankelijkheid niet opgeworpen door de verweerder – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, vierde alinea, en 53; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 116, lid 3)

2.      Gerechtelijke procedure – Interventie – Andere middelen dan die van de hoofdpartij die wordt ondersteund – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, vierde alinea, en 53; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 116, lid 3)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Belang dat betrekking heeft op een toekomstige maar zekere situatie – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Procesbelang – Beroep van de rechtstreeks betrokkene bij een arrest van een rechterlijke instantie van de Unie tegen een handeling van een instelling ter uitvoering van dat arrest – Ontvankelijkheid – Grondslag voor een eventueel beroep tot schadevergoeding

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

5.      Gerechtelijke procedure – Middelen – Andere juridische kwalificatie van een middel dan de in het kader van een ander geding verrichte kwalificatie – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47)

6.      Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Draagwijdte – Absoluut gezag van gewijsde – Draagwijdte – Inaanmerkingneming van zowel de rechtsoverwegingen als het dictum van het arrest – Rechtspunt dat een obiter dictum vormt buiten de grenzen van het geding voor de Unierechter – Daarvan uitgesloten – Gevolgen van het arrest houdende nietigverklaring – Verplichting voor de instelling die de nieuwe beschikking vaststelt om uit te gaan van de datum van vaststelling van de nietig verklaarde handeling en om rekening te houden met de op dat tijdstip geldende bepalingen

(Art. 264 VWEU en 266 VWEU)

7.      Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Maatregelen ter uitvoering – Weigering om maatregelen vast te stellen die verder gaan dan de vervanging van de nietig verklaarde handeling – Geschil betreffende de draagwijdte van de uitvoeringsverplichting – Procesgang – Beroep wegens nalaten – Betwisting van de rechtmatigheid van de handeling die werd vastgesteld ter vervanging van de nietig verklaarde handeling – Procesgang – Beroep tot nietigverklaring

(Art. 263 VWEU, 265 VWEU en 266 VWEU)

8.      Mededinging – Concentraties – Onderzoek door de Commissie – Onderscheid tussen voorwaarden en verplichtingen voor de ondernemingen in het kader van een procedure houdende goedkeuring van een concentratie onder voorwaarden – Gevolgen

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 8, leden 2 en 5, sub b, en 14, lid 2, sub b en c; mededeling 2001/C 68/03 van de Commissie, punt 12]

9.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid – Bescherming geweigerd aan degene die zich schuldig heeft gemaakt aan een schending van de geldende regeling – Voorrang van het legaliteitsbeginsel boven het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel wegens de noodzaak om gelijke behandeling te handhaven

10.    Handelingen van de instellingen – Toepassing ratione temporis – Verbod van terugwerkende kracht – Uitzonderingen – Voorwaarden – Verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang en inachtneming van het gewettigd vertrouwen – Nietigverklaring van een beschikking houdende goedkeuring van de overnemer van in het kader van een concentratie afgestoten activa wegens het ontbreken van onafhankelijkheid van de trustee – Vaststelling van een besluit met terugwerkende kracht ter dekking van de oorspronkelijke onrechtmatigheid – Toelaatbaarheid

11.    Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende verwerping van een beroep tot nietigverklaring – Gevolgen – Relatief gezag van gewijsde – Handhaving van het vermoeden van wettigheid van de bestreden handeling – Niet-ontvankelijkheid van een nieuw beroep met hetzelfde voorwerp, dezelfde partijen en dezelfde middelen

(Art. 256, lid 1, VWEU)

12.    Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Nietigverklaring van een beschikking houdende goedkeuring van de overnemer van in het kader van een concentratie afgestoten activa – Geen vereiste dat het besluit melding maakt van dezelfde gronden als die van de nietig verklaarde handeling – Inaanmerkingneming van gegevens die betrekking hebben op de periode na de datum van vaststelling van de nietig verklaarde handeling – Toelaatbaarheid

(Art. 266 VWEU)

13.    Mededinging – Concentraties – Onderzoek door de Commissie – Economische beoordelingen – Beoordelingsvrijheid – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2)

14.    Mededinging – Concentraties – Onderzoek door de Commissie – Verbintenissen van de betrokken ondernemingen om de aangemelde concentratie verenigbaar met de interne markt te maken – Verbintenis om activa af te stoten – Criteria voor de selectie van de overnemer – Mogelijkheid van de Commissie om de overnemer te kiezen die het best in staat is om te zorgen voor een volmaakte mededinging op de markt – Geen – Overdracht van activa aan een overnemer die geen ervaring heeft in de betrokken sector – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 1, sub a, 2 en 3; mededeling 2001/C 68/03 van de Commissie, punt 49]

15.    Mededinging – Concentraties – Onderzoek door de Commissie – Verbintenissen van de betrokken ondernemingen om de aangemelde concentratie verenigbaar met de interne markt te maken – Verbintenis om activa af te stoten – Criteria voor de selectie van de overnemer – Bestaande of potentiële concurrent – Onafhankelijkheid van de overnemer ten opzichte van de vervreemder – Eenzelfde persoon die zetelt in bepaalde organen van de vervreemder en van de overnemer – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

(Verordening nr. 4064/89 van de Raad, art. 2, leden 1, sub a, 2 en 3; mededeling 2001/C 68/03 van de Commissie, punt 49]

16.    Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Concentratiebeschikking – Beschikking houdende goedkeuring van een concentratie – Motivering die een op zich reeds toereikende motivering aanvult

(Art. 296 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 36)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 36, 37)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 39)

4.      De rechtstreeks betrokkenen bij een arrest van een rechterlijke instantie van de Unie houdende nietigverklaring van een handeling van een instelling hebben een procesbelang in het kader van een geding inzake de uitvoering van dat arrest door de betrokken instelling, zelfs wanneer de bestreden handeling inmiddels heeft opgehouden rechtsgevolgen te sorteren. Dit beginsel kan niet op losse schroeven worden gezet door de loutere omstandigheid dat verzoekster zelfs bij nietigverklaring van het bestreden besluit niet zou beschikken over enig middel om de activa te verwerven die waren overgenomen door een andere onderneming, een verwerving die geldig was verklaard door de nietig verklaarde beschikking. Daar de vaststelling van een besluit de wijze is waarop de Commissie uitvoering heeft willen geven aan een arrest, heeft verzoekende partij er belang bij in rechte op te komen tegen het bestreden besluit enkel en alleen wegens haar hoedanigheid van partij in de zaak die heeft geleid tot dat arrest.

Verder heeft een onderneming die op een beperkte lijst stond van vijf mogelijke kopers van de activa die in het kader van een concentratie moesten worden afgestoten, belang bij nietigverklaring van het besluit van de Commissie waarbij een andere van deze vijf ondernemingen wordt goedgekeurd, daar dit besluit noodzakelijkerwijs haar commerciële situatie negatief kan beïnvloeden, los van de vraag of bij nietigverklaring van het bestreden besluit zij zou kunnen worden goedgekeurd als overnemer van de betrokken activa.

Bovendien kan een verzoeker een belang hebben om nietigverklaring te vorderen van een handeling die hem rechtstreeks raakt, teneinde van de Unierechter de vaststelling van een jegens hem begane onrechtmatigheid te verkrijgen, daar een dergelijke vaststelling als grondslag kan dienen voor een eventueel beroep tot schadevergoeding waarmee de door de bestreden handeling berokkende schade passend kan worden vergoed.

(cf. punten 40, 41, 43, 44)

5.      Geen enkele bepaling van het Statuut van het Hof van Justitie of van het Reglement voor de procesvoering verbiedt een partij om over te gaan tot een andere juridische kwalificatie van een middel dan de in het kader van een ander geding verrichte kwalificatie. Het recht van beroep voor het Gerecht waarover een natuurlijke of rechtspersoon beschikt krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU, kan immers niet worden beperkt bij gebreke van een uitdrukkelijke wettelijke grondslag daartoe zonder afbreuk te doen aan de fundamentele beginselen van legaliteit en eerbiediging van de rechten van de verdediging en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht gewaarborgd door artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Partijen bepalen weliswaar het voorwerp van het geding, dat door de rechter niet kan worden gewijzigd, maar deze laatste moet de middelen naar de inhoud in plaats van volgens de kwalificatie ervan uitleggen, en dient dus over te gaan tot de kwalificatie van de middelen en argumenten in het verzoekschrift.

Het adagium non concedit venire contra factum proprium betreft in het Unierecht enkel de onmogelijkheid voor een partij om voor de rechter in hogere voorziening een feitelijk of procedureel element dat voor de rechter in eerste aanleg is erkend en in het proces-verbaal van de terechtzitting voor deze laatste is opgenomen, te betwisten.

(cf. punten 50‑52)

6.      Arresten houdende nietigverklaring die zijn uitgesproken door de rechterlijke instanties van de Unie hebben absoluut gezag van gewijsde zodra zij definitief geworden zijn. Dit gezag strekt zich niet alleen uit tot het dictum van het arrest houdende nietigverklaring, maar ook tot de overwegingen die de noodzakelijke steun bieden aan het dictum en er daardoor onlosmakelijk mee verbonden zijn.

Het gezag van gewijsde van een arrest geldt evenwel enkel voor de punten, feitelijk en rechtens, die daadwerkelijk of noodzakelijkerwijze zijn beslecht. Bovendien heeft een obiter dictum in een arrest houdende nietigverklaring geen absoluut gezag van gewijsde. Aldus geldt de verplichting van artikel 266 VWEU voor de instelling waarvan de nietig verklaarde handeling uitgaat, slechts binnen de grenzen van wat nodig is ter verzekering van de uitvoering van het arrest houdende nietigverklaring.

De procedure ter vervanging van een nietig verklaarde handeling moet weer worden opgenomen op het precieze punt waarop de onrechtmatigheid is ontstaan. De nietigverklaring van een handeling die een uit meerdere fasen bestaande administratieve procedure afsluit, leidt niet noodzakelijkerwijs tot nietigverklaring van de gehele procedure die aan de bestreden handeling is voorafgegaan, ongeacht de gronden, van materiële of formele aard, waarop het nietigverklaringsarrest berust. De instelling die de handeling vaststelt moet dus voor de vaststelling van de vervangende handeling uitgaan van het tijdstip waarop zij de nietig verklaarde handeling had vastgesteld, op basis van de op dat tijdstip geldende bepalingen en relevante feiten. Zij kan evenwel in haar nieuwe beschikking andere gronden aanvoeren dan die waarop zij haar eerste beschikking had gebaseerd. Bovendien is zij niet gehouden zich opnieuw uit te spreken over aspecten van de oorspronkelijke beschikking die door het arrest tot nietigverklaring niet in geding zijn gebracht.

(cf. punten 56‑59, 63, 66, 67, 125)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 71)

8.      Verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen en de mededeling van de Commissie betreffende op grond van verordening nr. 4064/89 en verordening nr. 447/98 aanvaardbare corrigerende maatregelen maken een onderscheid tussen voorwaarden en verplichtingen voor de ondernemingen in het kader van een procedure houdende goedkeuring van een concentratie onder voorwaarden. De Commissie kan haar beschikking intrekken indien de betrokken ondernemingen in strijd met één van de bij de beschikking opgelegde verplichtingen handelen en zij kan een geldboete opleggen aan die ondernemingen. Daarentegen voorziet verordening nr. 40/64/89 niet uitdrukkelijk in specifieke gevolgen bij niet-naleving van een voorwaarde.

In deze omstandigheden, wanneer een partij een voorwaarde, een structurele maatregel zonder welke de concentratie niet had kunnen worden goedgekeurd, niet naleeft, is de beschikking waarbij de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard, niet langer van kracht. Bij niet-naleving van een verplichting die is opgelegd bij een beschikking waarbij een concentratie verenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt, kan de Commissie die beschikking intrekken en een geldboete opleggen aan de onderneming die deze verplichting niet is nagekomen, maar zij is niet verplicht om dergelijke maatregelen te treffen.

(cf. punten 73, 76, 77, 80, 83)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 92‑94)

10.    Het rechtszekerheidsbeginsel, een algemeen beginsel van Unierecht, verzet zich in beginsel ertegen dat een handeling reeds vóór de afkondiging ervan van kracht is. Volgens vaste rechtspraak kan hiervan evenwel bij wijze van uitzondering worden afgeweken, indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen naar behoren in acht is genomen Deze vaststelling is niet gebaseerd op een onderscheid tussen individuele beslissingen en regelgevingshandelingen.

De eerbiediging door de instelling van het legaliteitsbeginsel en van het gezag van gewijsde vormt een doelstelling van algemeen belang. Aldus wordt een dergelijke doelstelling nagestreefd door een besluit van de Commissie dat beoogt de rechtsleemte te vullen die het gevolg was van de nietigverklaring door de Unierechter van een eerste beschikking van de Commissie houdende goedkeuring van een overnemer van de activa die worden afgestoten overeenkomstig de verbintenissen die zijn opgelegd bij een beschikking houdende goedkeuring van een concentratie van ondernemingen, en dat dus de rechtszekerheid beoogt te beschermen jegens de ondernemingen waarop verordening nr. 4064/89 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen van toepassing is.

Het beginsel van gewettigd vertrouwen verzet zich evenmin tegen de vaststelling van een nieuw goedkeuringsbesluit met terugwerkende kracht, daar de tenuitvoerlegging van de verbintenissen die waren opgenomen in de voorwaardelijke goedkeuringsbeschikking, die op het tijdstip van vaststelling van het nieuwe besluit nog steeds verbindend is voor de onderneming die zich ertoe verbonden heeft activa af te stoten met het oog op de concentratie, impliceert dat deze onderneming een overnemer van die af te stoten activa ter goedkeuring aan de Commissie voorstelt, en voorts dat de Commissie een beslissing neemt over het door de onderneming geformuleerde voorstel van overnemer.

(cf. punten 102, 103, 106, 108)

11.    Arresten houdende verwerping van een beroep tot nietigverklaring van een handeling van een instelling van de Unie hebben relatief gezag van gewijsde, dat enkel als gevolg heeft dat elk nieuw beroep met hetzelfde voorwerp, dezelfde partijen en dezelfde middelen niet-ontvankelijk is. Een dergelijk arrest betekent dus niet dat de bestreden handeling geldig is, maar enkel dat geen van de door verzoeker aangevoerde middelen gegrond was en dat hetzelfde gold voor de middelen van openbare orde die de rechter ambtshalve moet opwerpen. Derhalve rust op de bestreden handeling nog steeds een vermoeden van wettigheid, hetgeen ook meebrengt dat alle rechtssubjecten van de Unie gehouden zijn de volle werking van die handeling te erkennen zolang de onwettigheid ervan niet is vastgesteld.

(cf. punten 117, 144)

12.    Na de nietigverklaring van een administratieve handeling moet de instelling die deze handeling heeft vastgesteld een nieuwe vervangende handeling vaststellen waarbij wordt uitgegaan van de datum waarop die handeling was vastgesteld, op basis van de op dat tijdstip geldende bepalingen en relevante feiten. In haar nieuwe beslissing mag zij evenwel andere gronden aanvoeren dan die waarop zij haar eerste beslissing had gebaseerd.

Het toezicht op concentraties vereist dat een prognose wordt gemaakt van de mededingingssituatie waartoe de concentratie in de toekomst kan leiden, met name met betrekking tot de beoordeling van de levensvatbaarheid van een overnemer en van zijn vermogen om een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markten te handhaven en te ontwikkelen.

Wanneer de Commissie aldus haar analyse van de mededinging waartoe de concentratie heeft geleid, a posteriori dient te verrichten, mag zij onderzoeken of haar analyse op basis van de elementen waarvan zij op de datum van vaststelling van de nietig verklaarde beschikking kennis had, wordt bevestigd door gegevens betreffende de periode na die datum.

(cf. punten 125, 127, 128, 134)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 135‑138)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 145, 146, 148)

15.    In het kader van een concentratie beoogt de voorwaarde van onafhankelijkheid van een overnemer van activa die worden afgestoten opdat die concentratie wordt goedgekeurd, met name te waarborgen dat de overnemer zich op de markt kan gedragen als een daadwerkelijke en zelfstandige concurrent, zonder dat zijn strategie en zijn keuzes kunnen worden beïnvloed door de vervreemder. Die onafhankelijkheid kan worden beoordeeld aan de hand van een onderzoek van de kapitaalbanden en de financiële, commerciële, personele en materiële banden tussen de twee vennootschappen.

De omstandigheid dat eenzelfde persoon zetelt in de bestuursorganen van de overnemer en in de toezichthoudende organen van de vervreemder, toont niet noodzakelijkerwijs aan dat de overnemer afhankelijk is van de vervreemder.

Wanneer de overnemer zich op verzoek van de Commissie vóór de vaststelling van het goedkeuringsbesluit formeel ertoe verbonden heeft dat enerzijds die persoon een einde maakt aan zijn taken binnen deze vennootschap binnen een termijn van één jaar vanaf de goedkeuring van de kandidatuur van deze vennootschap, en anderzijds deze persoon in die tussentijd niet deelneemt aan de beraadslagingen van de raad van bestuur en van de andere interne comités wanneer deze betrekking hebben op de activiteit waarop de concentratie ziet en geen vertrouwelijke informatie inzake de betrokken sector ontvangt van bestuurders of operationele kaderleden van de overnemer, kan immers worden geoordeeld dat de Commissie erop heeft toegezien dat de aanwezigheid van eenzelfde persoon in de bestuursorganen van de overnemer en in de toezichthoudende organen van de vervreemder geen afbreuk kan doen aan de onafhankelijkheid van de overnemer en bijgevolg aan de handhaving en de ontwikkeling van een daadwerkelijke mededinging op de betrokken markt.

(cf. punten 152, 155, 158, 159)

16.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 175‑177, 182)