Language of document :

Arrest van het Gerecht van 17 december 2014 – Hamas / Raad

(Zaak T-400/10)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in het kader van de strijd tegen het terrorisme – Bevriezing van tegoeden – Feitelijke grondslag van de besluiten tot bevriezing van tegoeden – Verwijzing naar terroristische daden – Vereiste van een beslissing door een bevoegde instantie in de zin van gemeenschappelijk standpunt 2001/931 – Motiveringsplicht – Werking in de tijd van de gevolgen van een nietigverklaring”)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Hamas (Doha, Qatar) (vertegenwoordiger: L. Glock, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk B. Driessen en R. Szostak, vervolgens B. Driessen en G. Étienne, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Konstantinidis en É. Cujo, vervolgens M. Konstantinidis en F. Castillo de la Torre, gemachtigden)

Voorwerp

Aanvankelijk een verzoek tot nietigverklaring van de kennisgeving van de Raad aan de personen, groepen en entiteiten die zijn geplaatst op de lijst bedoeld in artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB 2010, C 188, blz. 13), van besluit 2010/386/GBVB van de Raad van 12 juli 2010 inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 178, blz. 28), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 610/2010 van de Raad van 12 juli 2010 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1285/2009 (PB L 178, blz. 1), voor zover deze handelingen verzoekster betreffen.

Dictum

Besluiten 2010/386/GBVB van de Raad van 12 juli 2010, 2011/70/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 [en] 2011/430/GBVB van de Raad van 18 juli 2011, inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, besluiten 2011/872/GBVB van de Raad van 22 december 2011, 2012/333/GBVB van de Raad van 25 juni 2012, 2012/765/GBVB van de Raad van 10 december 2012, 2013/395/GBVB van de Raad van 25 juli 2013, 2014/72/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 en 2014/483/GBVB van de Raad van 22 juli 2014, inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van respectievelijk besluiten 2011/430, 2011/872, 2012/333, 2012/765, 2013/395 et 2014/72, worden nietig verklaard, voor zover zij Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem) betreffen.

Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 610/2010 van de Raad van 12 juli 2010, nr. 83/2011 van de Raad van 31 januari 2011, nr. 687/2011 van de Raad van 18 juli 2011, nr. 1375/2011 van de Raad van 22 december 2011, nr. 542/2012 van de Raad van 25 juni 2012, nr. 1169/2012 van de Raad van 10 december 2012, nr. 714/2013 van de Raad van 25 juli 2013, nr. 125/2014 van de Raad van 10 februari 2014 en nr. 790/2014 van de Raad van 22 juli 2014, tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2011 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van respectievelijk uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1285/2009, nr. 610/2010, nr. 83/2011, nr. 687/2011, nr. 1375/2011, nr. 542/2012, nr. 1169/2012, nr. 714/2013 en nr. 125/2014, worden nietig verklaard, voor zover zij Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem) betreffen.

De gevolgen van besluit 2014/483 en van uitvoeringsverordening nr. 790/2014 worden gehandhaafd voor een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de uitspraak van dit arrest, dan wel, indien binnen de in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde termijn hogere voorziening is ingesteld, totdat het Hof daarover uitspraak heeft gedaan.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

De Raad van de Europese Unie wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van Hamas.

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.

____________

____________

1     PB C 317 van 20.11.2010.