Language of document :

Beroep ingesteld op 14 januari 2009 - Özdemir / BHIM - Aktieselskabet af 21. november 2001 (James Jones)

(Zaak T-11/09)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Rahmi Özdemir (Dreieich, Duitsland) (vertegenwoordigers: M. Heinrich, I. Hoes, C. Schröder, K. von Werder en J. Wittenberg, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Aktieselskabet af 21. november 2001 (Brande, Denemarken)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 3 november 2008 in zaak R 858/2007-2;

afwijzing van de oppositie die door de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep op 25 januari 2005 is ingesteld tegen de aanvraag tot inschrijving van het gemeenschapsmerk - aanvraag nr. 3 493 137; en

verwijzing van de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten die zijn opgekomen in de oppositieprocedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoeker

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk "James Jones" voor waren van klasse 25

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapswoordmerk nr. 1 107 747 "Jack & Jones" voor waren van de klassen 3, 18 en 25; woordmerk "Jack Jones" dat in het Verenigd Koninkrijk onder nr. 2 063 437 is ingeschreven voor waren van klasse 25; woordmerk "Jack Jones" dat in de Benelux onder nr. 474 622 is ingeschreven voor waren van klasse 25; woordmerk "Jack & Jones" dat in Denemarken onder nr. VR 1990 06569 is ingeschreven voor waren van klasse 25

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie voor alle betwiste waren

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 van de Raad doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er gevaar van verwarring van de betrokken merken bestond; schending van artikel artikel 43, lid 2, van verordening nr. 40/94 van de Raad doordat voor de kamer van beroep het bewijs van het gebruik van het in het Verenigd Koninkrijk onder nr. 2 063 437 ingeschreven merk niet is geleverd.

____________