Language of document :

Beroep ingesteld op 16 januari 2009 - Vanhecke/Parlement

(Zaak T-14/09)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Frank Vanhecke (Brugge, België) (vertegenwoordigers: R. Tournicourt en B. Siffert, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Conclusies van verzoekende partij

Vernietiging van de bestreden beslissing van het Europees Parlement van 18 november 2008, betekend aan verzoeker op 30 november 2008, waarbij de parlementaire onschendbaarheid van verzoeker werd opgeheven;

Tenlastelegging van de kosten aan verwerende partij.

Middelen en voornaamste argumenten

De Minister van Justitie van België heeft per brief, gericht aan de voorzitter van het Europees Parlement, verzocht om de parlementaire onschendbaarheid van verzoeker op te heffen. Dit verzoek gebeurde volgens verzoeker op vraag van het parket van de stad Dendermonde dat verzoeker wilde vervolgen wegens de inhoud van een artikel, gepubliceerd in een lokaal partijblad in de stad Sint-Niklaas, waarvoor verzoeker de verantwoordelijke uitgever was.

Het Europees Parlement heeft hierop besloten de parlementaire onschendbaarheid van verzoeker op te heffen.

Ter ondersteuning van zijn verzoekschrift roept verzoeker ten eerste in dat, overeenkomstig artikel 10 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese gemeenschappen, de leden van het Europees parlement op hun eigen grondgebied de immuniteiten genieten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend. Volgens verzoeker vloeit hieruit voort dat om de opheffing van de immuniteit van een Europees parlementslid enkel kan verzocht worden door het orgaan dat volgens de nationale wet bevoegd is om de opheffing van de onschendbaarheid van een nationaal lid van de volksvertegenwoordiging te verzoeken. Bijgevolg dient het verzoek om de procedure strekkende de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid, gericht aan de Minister van Justitie uit te gaan van het parket-generaal zoals dit bestaat op het niveau van het Hof van beroep en niet zoals in casu is gedaan door een lokaal parket, georganiseerd op arrondissementeel niveau.

Het tweede middel heeft betrekking op de besluitvorming in de commissie Juridische Zaken van het Europees Parlement. Verzoeker voert aan dat de leden van de commissie die beslisten over het verzoek tot opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van verzoeker ofwel aanwezig moesten zijn op de hoorzitting waar verzoeker werd gehoord, ofwel over een degelijk verslag moesten beschikken met een uiteenzetting van de argumentatie. Volgens verzoeker was dit niet het geval.

Ten derde roept verzoeker een schending in van de vertrouwelijkheid en de geheimhoudingsplicht. Verzoeker voert in dit verband aan dat voor de eindstemming van de commissie Juridische zaken het verslag van de commissievoorzitter reeds beschikbaar was voor de pers.

Ten vierde voert verzoeker een schending aan van artikel 7 van het Reglement van het Europees parlement, doordat elk debat in de plenaire vergadering onmogelijk zou zijn gemaakt.

Ten vijfde roept verzoeker een gebrek aan motivering in, doordat de bestreden beschikking zich beperkt tot een verwijzing naar het verslag van de commissie Juridische Zaken.

Ten zesde bestrijdt verzoeker de motivering, die gebruikt werd door de commissie Juridische Zaken dat "het niet tot de taken van een afgevaardigde van het Europees parlement behoort om als verantwoordelijke uitgever van een krant van een nationale politieke partij te fungeren". Volgens verzoeker is het de taak van een politicus om een politieke mening te verkondigen en te verspreiden en is het uitgeven en fingeren als verantwoordelijke uitgever van politieke geschriften bij uitstek een deel van de taak van een Europees parlementslid.

____________