Language of document :

Beroep ingesteld op 1 september 2021 – Bastion Holding BV e.a. / Commissie

(Zaak T-513/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Bastion Holding BV (Amsterdam, Nederland) en 35 andere verzoekende partijen (vertegenwoordiger: B. Braeken, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2021) 4735 final van de Commissie van 22 juni 2021 in staatssteunzaak SA.63257 (2021/N) – Nederland COVID-19: vierde wijziging van de rechtstreekse subsidieregeling ter financiering van de vaste lasten voor bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van COVID-19 (wijzigingen van SA.57712, SA.59535, SA.60166 en SA.62241);

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De verzoekende partijen voert twee middelen aan om hun beroep te onderbouwen.

Eerste middel. De Commissie heeft nagelaten om een formele onderzoeksprocedure te starten omdat zij ten onrechte van oordeel was dat er geen twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt.

Betoogd wordt dat er ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt, aangezien deze maatregel ongeschikt is om het beoogde doel te bereiken en niet in verhouding staat tot dat doel.

Ten eerste voeren de verzoekende partijen aan dat de steunmaatregel niet in verhouding staat tot het doel dat ermee nagestreefd wordt. De huidige regeling gaat verder dan nodig is om liquiditeitstekorten bij mkb’s te voorkomen en bij te dragen aan de dekking van hun vaste lasten. In feite stelt het onevenredig hoge bedrag dat aan mkb’s wordt toegekend, hen in staat concurrerender te zijn omdat zij niet zo beperkt worden door hun vaste lasten. Bovendien hoeven mkb’s die steun hebben ontvangen, minder dan de verzoekende partijen terug te grijpen naar hun eigen vermogen om concurrerend te blijven. De verzoekende partijen komen slechts in aanmerking voor een maximumbedrag van 1 200 000 EUR in totaal om 33 hotels draaiende te houden. De meeste concurrenten van Bastion komen in het kader van de huidige regeling in aanmerking voor steun tot 550 000 EUR per individueel hotel, gewoon omdat zij franchisenemers zijn en/of veel aanverwante hoteldiensten uitbesteden aan andere ondernemingen en minder geld op hun balans hebben staan. Ondernemingen die als mkb kunnen worden aangemerkt, krijgen dus een verhoudingsgewijs veel hoger bedrag aan staatssteun dan grote ondernemingen, ondanks het feit dat grote ondernemingen omvangrijkere vaste lasten hebben en een (relatief) groter omzetverlies lijden. Hierdoor hebben mkb’s een oneerlijk concurrentievoordeel ten opzichte van grotere ondernemingen, zoals de verzoekende partijen.

Ten tweede betogen de verzoekende partijen dat de steunmaatregel ongeschikt is om het nagestreefde doel te bereiken. Er wordt beoogd om een ernstige verstoring in de Nederlandse economie op te heffen door de vaste lasten te compenseren van ondernemingen die een omzetverlies van 30 % hebben geleden als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de vervolgens door de overheid opgelegde maatregelen. Het maximumbedrag aan steun is ongeschikt om het met de steunmaatregel beoogde doel te bereiken. De steunmaatregel kent maximaal 1 200 000 EUR toe aan grote ondernemingen. Dit bedrag is ontoereikend om een ernstige verstoring van de Nederlandse economie te verhelpen en ervoor te zorgen dat ondernemingen economisch levensvatbaar blijven. Vooral voor grote ondernemingen, zoals de verzoekende partijen, is dat maximumbedrag van 1 200 000 EUR niet voldoende om het omzetverlies als gevolg van de uitbraak van COVID-19 doeltreffend op te vangen.

Volgens de verzoekende partijen is de huidige regeling met name ongeschikt om de verstoring in de hotelsector op te heffen. Zoals ook wordt aangegeven in veel internationaal en nationaal onderzoek, is de hotelsector een van de sectoren die het zwaarst is getroffen door de COVID-19-crisis en de naar aanleiding daarvan genomen strenge overheidsmaatregelen. De gemiddelde omzetdaling in de hotelsector is aanzienlijk hoger dan in andere sectoren. In de horeca bedroeg het gemiddelde omzetverlies 33,9 % in 2020, terwijl de omzet van de verzoekende partijen in het tweede kwartaal van 2021 met 60 % daalde in vergelijking met het tweede kwartaal van 2019. Als grote onderneming hebben de verzoekende partijen dus een aanzienlijk groter omzetverlies geleden dan het gemiddelde omzetverlies van ondernemingen in de (reeds) het zwaarst getroffen horecasector. In de steunmaatregel wordt hier helemaal geen rekening mee gehouden. In plaats daarvan wordt er één enkel systeem toegepast dat duidelijk niet geschikt is voor een uiterst complexe situatie.

Tweede middel. Er is sprake van procedurele tekortkomingen van de Commissie omdat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd.

Het tweede middel dat in het verzoek om nietigverklaring wordt aangevoerd, gaat over procedurele tekortkomingen in het bestreden besluit. Er wordt betoogd dat het besluit ontoereikend gemotiveerd is, aangezien het op geen enkele wijze ingaat op (de rechtvaardiging van) het onevenredig hoge verschil in maximale steun tussen mkb’s en grotere ondernemingen. Er is ook niet ingegaan op de geschiktheid van de maatregel zelf of op het feit dat mkb’s in het kader van twee eerdere steunmaatregelen in aanmerking kwamen voor steun. De Commissie heeft de verzoekende partijen dus niet in staat gesteld om de redenen te kennen op grond waarvan is besloten dat de steunmaatregel verenigbaar is met de interne markt. Dit is in strijd met artikel 296 VWEU.

____________