Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 15 juli 2021 door ITD, Brancheorganisation for den danske vejgodstransport A/S, Danske Fragtmænd A/S tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 5 mei 2021 in zaak T-561/18, ITD en Danske Fragtmænd / Commissie

(Zaak C-442/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: ITD, Brancheorganisation for den danske vejgodstransport A/S, Danske Fragtmænd A/S (vertegenwoordiger: L. Sandberg-Mørch, advokat)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Jørgen Jensen Distribution A/S, Dansk Distribution A/S, Koninkrijk Denemarken

Conclusies

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 5 mei 2021 in zaak T-561/18, voor zover het Gerecht daarbij de middelen van rekwirantes heeft afgewezen dat de Commissie ernstige moeilijkheden had ondervonden om tot de conclusie te komen dat de compensatie voor de universeledienstverplichting in de postsector (hierna: „UDV”) verenigbare steun vormde; dat de Commissie ernstige moeilijkheden had ondervonden om vast te stellen dat de staatsgarantie bestaande steun was, en dat de Commissie ook ernstige moeilijkheden had ondervonden met betrekking tot haar beoordeling van de verkeerde toewijzing van kosten;

verwijzing van verweerster in hogere voorziening in haar eigen kosten en in die van rekwirantes.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft de feiten onjuist opgevat door te oordelen dat de Commissie geen ernstige moeilijkheden had ondervonden voor de uitsluiting van de immateriële voordelen (bestaande in de reputatie van de onderneming en de alomtegenwoordigheid) die Post Danmark als gevolg van de UDV genoot, van de Net Avoided Cost-methode.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie geen ernstige moeilijkheden had ondervonden toen zij de steun verenigbaar verklaarde op grond van de DAEB-kaderregeling voor het uitvoeren van de verplichting tot het verrichten van de UDV, maar vervolgens de steun voor de kosten van het ontslaan van werknemers in het kader van de omvorming/herstructurering van Post Danmark goedkeurde.

Het Gerecht heeft in strijd met artikel 107, lid 1, en artikel 108, lid 2, VWEU blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door tot de slotsom te komen dat de Commissie geen ernstige moeilijkheden had ondervonden toen zij concludeerde dat de te hoge toewijzing door Post Danmark van gemeenschappelijke kosten aan de UDV-rekening geen staatssteun vormde.

Rekwirantes betogen dat de onjuiste slotsom van het Gerecht berust op twee onjuiste rechtsopvattingen, die in twee onderdelen zijn geformuleerd:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat artikel 4, lid 4, onder c), van de boekhoudregels van 2006 en artikel 4, lid 3, onder c), van de boekhoudregels van 2011 slechts een specifieke toepassing vormen van de beginselen die zijn neergelegd in artikel 4, lid 4, onder a), en artikel 4, lid 4, onder b), van de boekhoudregels van 2006 en 2011.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat uit het feit dat de boekhouding van Post Danmark op regelmatige basis aan controles is onderworpen, blijkt dat de toewijzing door Post Danmark van gemeenschappelijke kosten passend was.

____________