Language of document :

Beroep ingesteld op 11 juni 2012 - Gretsch-Unitas/Commissie

(Zaak T-252/12)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Gretsch-Unitas GmbH (Ditzingen, Duitsland) en Gretsch-Unitas GmbH Baubeschläge (Ditzingen, Duitsland) (vertegenwoordigers: H.-J. Hellmann, C. Malz en S. Warken, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het op 3 april 2012 aan verzoeksters toegezonden besluit van de verwerende partij van 28 maart 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 53 van de EER-overeenkomst (COMP/39452 - Venster- en vensterdeurbeslag), nietig te verklaren voor zover dat besluit hen betreft;

subsidiair, de aan verzoeksters opgelegde geldboete te verlagen;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen zeven middelen aan.

Ten eerste heeft verweerster het bestreden besluit ontoereikend gemotiveerd met betrekking tot de vaststelling van het basisbedrag van de aan verzoeksters opgelegde geldboete en bijgevolg inbreuk gemaakt op de in artikel 296, tweede alinea, VWEU neergelegde motiveringsplicht, een wezenlijk vormvoorschrift.

Ten tweede heeft verweerster verzoeksters bij de vaststelling van het basisbedrag van de hun opgelegde geldboete zonder objectieve rechtvaardiging anders behandeld dan andere betrokken ondernemingen en bijgevolg inbreuk gemaakt op de beginselen van evenredigheid en gelijke behandeling.

Ten derde heeft verweerster een vergissing begaan bij de vaststelling van de aan verzoeksters opgelegde geldboete, aangezien zij het niveau van de vermindering van de geldboete voor verzoeksters als eerste onderneming die bewijsmateriaal met significante toegevoegde waarde heeft verstrekt, onjuist heeft vastgesteld. Voorts heeft zij niet naar behoren gemotiveerd hoe zij het niveau van de vermindering van de geldboete voor verzoekers als eerste onderneming die bewijsmateriaal met significante toegevoegde waarde heeft verstrekt, heeft vastgesteld.

Ten vierde heeft verweerster bij de vaststelling van de vermindering van de geldboete van verzoeksters inbreuk gemaakt op de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid, doordat zij geen compensatie heeft toegekend voor het mededingingsvoordeel dat Siegenia geniet wegens haar economische situatie.

Ten vijfde is verweersters besluit onjuist op het punt van de inaanmerkingneming van de zwaarte van de inbreuk bij de vaststelling van de aan verzoeksters opgelegde geldboete.

Ten zesde heeft verweerster bij de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid in het kader van de vaststelling van verzoeksters' geldboete verzuimd, hun duidelijk beperktere deelname aan de vanuit mededingingsrechtelijk oogpunt relevante gedragingen in aanmerking te nemen als een verzachtende omstandigheid.

Ten zevende maakt de regeling inzake geldboeten in haar geheel inbreuk op het beginsel van het persoonlijke karakter van straffen en sancties en is zij derhalve onrechtmatig.

____________