Language of document :

Beroep ingesteld op 27 maart 2014 – Hüpeden/Raad en Commissie

(Zaak T-206/14)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Hüpeden & Co. (GmbH & Co.) KG (Hamburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: K. Landry, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

Conclusies

verweerders veroordelen om aan verzoekster een schadevergoeding te betalen van 118 762,57 EUR, vermeerderd met rente tegen 8 % per jaar vanaf de uitspraak van het arrest, of vaststellen dat van verweerders schadevergoeding kan worden gevorderd;

verweerders verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert schadevergoeding wegens de vaststelling van de bij arrest van het Hof van 22 maart 2012 in zaak GLS (C-338/10) ongeldig verklaarde verordening (EG) nr. 1355/20081 .

Verzoekster voert aan dat de nationale douaneautoriteiten de op grond van deze verordening ten onrechte geïnde antidumpingrechten weliswaar hebben terugbetaald, maar dat zij economische schade heeft geleden omdat zij wegens het verlies aan liquide middelen genoodzaakt was om aanvullende bankkredieten, waarop marktconforme rente is geheven, en kortlopende vastrentende leningen op te nemen. Zij vordert bijgevolg de terugbetaling van het verschil tussen de rente die zij op de bankkredieten heeft betaald en de lagere rente die zij had moeten betalen indien er geen antidumpingrecht was geïnd. Daartoe voert verzoekster aan dat verweerders door de onrechtmatige vaststelling van verordening nr. 1355/2008 hun zorgvuldigheidsplicht en het beginsel van behoorlijk bestuur op voldoende gekwalificeerde wijze hebben geschonden, waardoor zij schade heeft geleden die niet op een andere manier kan worden vergoed aangezien de desbetreffende nationale bepalingen inzake invoerbelasting er niet in voorzien dat vanaf het moment van betaling rente verschuldigd is op verschillen in het voordeel van belastingplichtigen.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1355/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopig recht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 350, blz. 35).