Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 22 november 2012 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court of Ireland - Ierland) - M. M. / Minister for Justice, Equality and Law Reform, Ireland, Attorney General

(Zaak C-277/11)

(Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk Europees asielstelsel - Richtlijn 2004/83/EG - Minimumnormen voor toekenning van vluchtelingenstatus of subsidiaire-beschermingsstatus - Artikel 4, lid 1, tweede zin - Samenwerking van lidstaat met verzoeker om relevante elementen van zijn verzoek te beoordelen - Strekking - Rechtmatigheid van nationale procedure voor behandeling van verzoek om subsidiaire bescherming na afwijzing van verzoek om erkenning van vluchtelingenstatus - Eerbiediging van grondrechten - Recht om te worden gehoord)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court of Ireland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: M. M.

Verwerende partijen: Minister for Justice, Equality and Law Reform, Ireland, Attorney General

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - High Court of Ireland - Uitlegging van artikel 4, lid 1, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12) - Verzoek om subsidiaire bescherming ingevolge de weigering om de vluchtelingenstatus te verlenen - Voorstel tot weigering van het verzoek om subsidiaire bescherming - Verplichting om het resultaat van de beoordeling van zijn verzoek aan verzoeker mee te delen voordat een eindbeslissing wordt genomen

Dictum

De in artikel 4, lid 1, tweede zin, van richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, neergelegde plicht tot samenwerking van de betrokken lidstaat met de asielzoeker kan niet aldus worden uitgelegd dat, indien een vreemdeling om de subsidiaire-beschermingsstatus verzoekt na een weigering om hem de vluchtelingenstatus te verlenen en indien de bevoegde nationale autoriteit voornemens is ook dit tweede verzoek af te wijzen, die autoriteit om die reden, alvorens een beslissing te nemen, betrokkene dient mee te delen dat zij voornemens is zijn verzoek af te wijzen en op welke gronden, zodat die verzoeker de mogelijkheid heeft om zijn standpunt dienaangaande kenbaar te maken.

Wanneer het daarentegen een regeling betreft zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling, die wordt gekenmerkt door twee afzonderlijke en opeenvolgende procedures voor de behandeling van het verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus, respectievelijk het verzoek om subsidiaire bescherming, dient de verwijzende rechter er zorg voor te dragen dat in het kader van elk van deze procedures de grondrechten van de verzoeker worden geëerbiedigd en meer bepaald zijn recht om te worden gehoord, dit wil zeggen dat hij in staat moet worden gesteld naar behoren zijn opmerkingen kenbaar te maken alvorens een beslissing wordt genomen waarbij de verlangde bescherming wordt geweigerd. In een dergelijk stelsel houdt de omstandigheid dat de betrokkene reeds naar behoren is gehoord in het kader van de behandeling van zijn verzoek om toekenning van de vluchtelingenstatus, niet in dat dit vormvoorschrift niet meer behoeft te worden nageleefd in het kader van de procedure inzake het verzoek om subsidiaire bescherming.

____________

1 - PB C 226 van 30.7.2011.