Beschikking van de president van het Gerecht van 2 maart 2011 – Westfälisch-Lippischer Sparkassen- und Giroverband/Commissie
(Zaak T‑22/11 R)
„Kort geding – Verzoek om voorlopige maatregelen – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”
Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Belang van verzoeker bij gevraagde opschorting – Opschorting van tenuitvoerlegging van door Gerecht toegekende maatregel – Niet-ontvankelijkheid van nieuw verzoek in kort geding met zelfde voorwerp en zonder belang voor verzoeker (Art. 278 VWEU; reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 1) (cf. punten 10‑12)
Voorwerp
| Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging van de beschikking van de Commissie van 21 december 2010 C(2010) 9525 def., betreffende staatssteun (MC 8/2009 en C 43/2009 – Duitsland – WestLB overdrachten), voor zover daaruit volgt dat een einde moet worden gemaakt aan de nieuwe verrichtingen van Westdeutsche Immobilien Bank AG na 15 februari 2011 |
Dictum
1) | | Het verzoek in kort geding wordt afgewezen. |
2) | | Op het verzoek tot tussenkomst van de Bondsrepubliek Duitsland behoeft niet te worden beslist. |
3) | | De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden. |