Language of document : ECLI:EU:T:2014:782

Zaak T‑317/12

Holcim (Romania) SA

tegen

Europese Commissie

„Niet-contractuele aansprakelijkheid – Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten – Schuldaansprakelijkheid – Weigering van de Commissie om informatie openbaar te maken en om elke transactie in verband met beweerdelijk gestolen emissierechten te verbieden – Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent – Aansprakelijkheid zonder schuld”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 18 september 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Verzoek tot vergoeding van beweerdelijk door een Unie-instelling veroorzaakte schade – Elementen tot identificatie van het aan de instelling verweten gedrag, het causaal verband en de reële en zekere aard van de veroorzaakte schade

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

2.      Beroep tot schadevergoeding – Zelfstandig karakter – Uitputting van de interne rechtsmiddelen – Uitzondering – Onmogelijkheid om voor de nationale rechter schadevergoeding te verkrijgen – Niet-uitputting waardoor de Unierechter het bestaan en de omvang van de schade niet kan onderzoeken – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 268 VWEU en 340, tweede alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

3.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Voldoende gekwalificeerde schending van het Unierecht – Beoordelingsmarge van de instelling bij de vaststelling van de handeling

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

4.      Milieu – Luchtverontreiniging – Richtlijn 2003/87 – Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten – Geïntegreerd registersysteem van de Unie en de lidstaten – Gegevens betreffende de transacties inzake rechten – Mededeling en vertrouwelijkheid – Toepasselijke regels – Uitzonderingen – Aanvoering door een particuliere vennootschap waarvan de rechten beweerdelijk zijn gestolen – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 2216/2004 van de Commissie, art. 10; richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad, art. 20)

5.      Milieu – Luchtverontreiniging – Richtlijn 2003/87 – Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten – Geïntegreerd registersysteem van de Unie en de lidstaten – Gegevens betreffende de transacties inzake rechten – Mededeling en vertrouwelijkheid – Toepasselijke regels – Beperking van het eigendomsrecht – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 17, lid 1, en 52, lid 1; verordening nr. 2216/2004 van de Commissie, art. 10; richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad, art. 19, lid 3)

6.      Milieu – Luchtverontreiniging – Richtlijn 2003/87 – Regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten – Geïntegreerd registersysteem van de Unie en de lidstaten – Mogelijkheid voor de Commissie om bepaalde rechten binnen een register te blokkeren – Grenzen

(Verordening nr. 2216/2004 van de Commissie, art. 27 en 69; richtlijn 2003/87 van het Europees Parlement en de Raad, art. 20)

7.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van een aangevoerd middel – Toelaatbaarheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c, en art. 48, lid 2, eerste alinea)

8.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Rechtmatig handelen – Schade als gevolg van de weigering van de Commissie om vertrouwelijke informatie openbaar te maken betreffende broeikasgasemissierechten en de niet-toegestane overdracht van deze rechten van de rekening van de vennootschap die de rechten bezit – Geen abnormale en bijzondere schade – Aansprakelijkheid van de Unie – Daarvan uitgesloten

(Art. 340, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 2216/2004 van de Commissie, art. 10)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 55, 56, 181)

2.      De ontvankelijkheid van de schadevordering in de zin van de artikelen 268 en 340, tweede alinea, VWEU kan in bepaalde gevallen afhankelijk zijn van de vraag of de nationale rechtsmiddelen waarmee van de nationale instanties voldoening kan worden verkregen, zijn uitgeput, voor zover die interne rechtsmiddelen de belanghebbende particulieren doeltreffend beschermen en kunnen leiden tot vergoeding van de gestelde schade.

Het feit dat de interne rechtsmiddelen niet zijn uitgeput, dient weliswaar niet systematisch te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring door de Unierechter, maar er is dienaangaande één geval waarin de omstandigheid dat geen definitieve uitspraak over de bij de nationale rechter ingestelde schadevordering is gedaan, noodzakelijkerwijze leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de bij de Unierechter ingestelde schadevordering, namelijk wanneer de Unierechter in dat geval de aard en de omvang van de voor hem gestelde schade niet afdoende kan identificeren zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 44, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Zo ook moet de Unierechter, wanneer iemand twee vorderingen tot vergoeding van één en dezelfde schade instelt, de ene tegen een nationale autoriteit en de andere tegen een Unie-instelling of –orgaan, en door uiteenlopende schadebeoordelingen door de twee geadieerde rechters onvoldoende of onterecht dreigt te worden vergoed, de uitspraak van de nationale rechter afwachten alvorens zich over het bestaan en de omvang van de schade uit te spreken. Inmiddels mag hij geen uitspraak doen over het causaal verband tussen het aan de Unie verweten gedrag en de gestelde schade. Hij kan vóór de uitspraak van de nationale rechter evenwel vaststellen of uit het verweten gedrag buitencontractuele aansprakelijkstelling van de Unie kan voortvloeien.

(cf. punten 73‑75, 79, 80)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 87)

4.      Een vennootschap die diefstal van haar broeikasgasemissierechten stelt, kan niet op basis van de uitzonderingen op de vertrouwelijkheidsregels betreffende informatie inzake deze rechten in de zin van artikel 10 van verordening nr. 2216/2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87 en beschikking 280/2004 eisen dat de Commissie inlichtingen betreffende de bedoelde rechten vrijgeeft.

In de eerste plaats bepaalt artikel 20 van richtlijn 2003/87 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61, weliswaar enerzijds dat de door de Commissie benoemde centrale administrateur een geautomatiseerde controle van elke geregistreerde transactie uitoefent om te verzekeren dat er bij verrichtingen met emissierechten geen onregelmatigheden geschieden en anderzijds dat deze autoriteit, wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld, de betrokken lidstaat of lidstaten daarvan in kennis stelt, maar noch dit artikel, noch overigens een andere bepaling van richtlijn 2003/87 of van verordening nr. 2216/2004 bepaalt uitdrukkelijk dat de Commissie inlichtingen over vermeend gestolen emissierechten kan meedelen aan de mogelijk benadeelde van de diefstal. Artikel 20 van richtlijn 2003/87 voorziet dienaangaande niet in de vrijgave van informatie bij een onregelmatigheid bij een transactie. Het verplicht de Commissie dus nog minder tot vrijgave van informatie over de emissierechten waarop een dergelijke transactie betrekking heeft.

Voorts kan de vennootschap, voor zover een dergelijke opheffing van de vertrouwelijkheid niet onmisbaar is voor de correcte toepassing van een bepaling van richtlijn 2003/87 of verordening nr. 2216/2004 dan wel van een in een lidstaat toepasselijke bepaling, zich niet beroepen op de uitzondering ratione materiae op de vertrouwelijkheidsregel van artikel 10, lid 1, van verordening nr. 2216/2004.

In de tweede plaats kan een naamloze vennootschap naar nationaal recht zich niet nuttig beroepen op de uitzondering ratione personae van artikel 10, lid 2, van verordening nr. 2216/2004, daar deze uitzondering alleen geldt voor de rechtshandhavingsinstanties en belastingdiensten van de lidstaten, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europol en de registeradministrateurs van de lidstaten. Voorts staat deze uitzondering de Commissie niet toe een president van een nationale rechterlijke instantie die optreedt als kortgedingrechter, kennis te geven van vertrouwelijke registergegevens. Een kortgedingrechter heeft namelijk niet de hoedanigheid van rechtshandhavingsinstantie in de zin van dat artikel 10, lid 2, sub a.

(cf. punten 109, 116‑119, 122, 158)

5.      Zelfs gesteld dat de regels van vertrouwelijkheid van broeikasgasemissierechten in artikel 10 van verordening nr. 2216/2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87 en beschikking 280/2004, kunnen worden beschouwd als een beperking van de uitoefening van het door artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde recht op eigendom, moet deze beperking worden beschouwd als verenigbaar met de vereisten van artikel 52, lid 1, van dit Handvest.

In de eerste plaats zijn deze vertrouwelijkheidsregels namelijk vastgelegd in artikel 10 van verordening nr. 2216/2004, dat overeenkomt met de machtigingsbepalingen van artikel 19, lid 3, van richtlijn 2003/87 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61. Zij moeten dus worden beschouwd als bij wet gesteld in de zin van artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In de tweede plaats beantwoorden deze regels aan het streven om het zakengeheim te beschermen, dat wil zeggen een door de Unie erkend doel van algemeen belang. In de derde plaats stellen deze regels geen vereisten die onevenredig zijn aan het nagestreefde doel. Enerzijds tasten zij de wezenlijke inhoud van het eigendomsrecht niet aan. Zij schenden als zodanig namelijk niet direct dit recht. Anderzijds gaan zij niet verder dan geschikt en nodig is om dat doel te bereiken. Wat een gestelde diefstal van broeikasgasemissierechten betreft, verbiedt artikel 10 van verordening nr. 2216/2004 een strafrechtelijke instantie namelijk niet de tot identificatie van de daders van een strafbaar feit noodzakelijke vertrouwelijke inlichtingen mee te delen aan een natuurlijke of rechtspersoon die de hoedanigheid van mogelijk benadeelde van het gestelde strafbaar feit heeft. Van een dergelijke persoon kan immers alleen maar worden aangenomen dat hij te maken heeft met overwegingen van opheffing van de vertrouwelijkheid in de zin van artikel 10, lid 2 ter, van de verordening. Artikel 10 verbiedt deze persoon voorts evenmin om op basis van de aldus verkregen inlichtingen vervolgens stappen te zetten om zijn emissierechten te recupereren en maakt zulks niet buitensporig ingewikkeld.

(cf. punten 113, 154, 165‑169, 224)

6.      Artikel 69 van verordening nr. 2216/2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87 en beschikking 280/2004 maakt het niet mogelijk de toegang tot bepaalde tegoedrekeningen in een register van broeikasgasemissierechten te blokkeren. Het geeft enkel de mogelijkheid om bij systemische bedreiging de toegang tot een register in zijn geheel en tot het onafhankelijk transactielogboek van de Gemeenschap in zijn geheel op te schorten. Volgens verordening nr. 2216/2004 kunnen bepaalde in een register opgeslagen emissierechten namelijk in slechts één geval worden geblokkeerd, namelijk het in artikel 27 beschouwde geval. Het gaat om door een exploitant voor een van zijn installaties niet binnen de gestelde termijn nageleefde technische voorschriften inzake de aangifte van door deze installatie uitgestoten hoeveelheid broeikasgas, zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

Artikel 20 van richtlijn 2003/87 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61 houdt evenmin een uitdrukkelijke of stilzwijgende verplichting of zelfs machtiging van de Commissie in om zelf de emissierechten te blokkeren waarop transacties met onregelmatighedenin de zin van dit artikel 20 betrekking hebben. Volgens dit artikel moet de Commissie namelijk als centrale administrateur allereerst de transacties met onregelmatigheden meedelen aan de lidstaten en mogen deze lidstaten vervolgens deze transacties niet registreren.

(cf. punten 201, 205, 215)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 218)

8.      De Unierechter die kennis neemt van een beroep tot schadevergoeding met het oog op de aansprakelijkstelling van de Unie voor schade uit rechtmatige daad, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting als hij niet beslist of sprake is van aansprakelijkheid zonder schuld naar Unierecht en het voor hem zonder aangetoonde abnormale of bijzondere schade gehouden betoog in elk geval afwijst. Dienaangaande geldt schade als abnormaal wanneer zij de grenzen van het aan de activiteiten in de betrokken sector eigen economisch risico overschrijdt, en als bijzonder wanneer zij een bijzondere categorie van ondernemers onevenredig treft in vergelijking met andere ondernemers.

De toepassing door de Commissie van de vertrouwelijkheidsregels betreffende broeikasgasemissierechten in de zin van artikel 10 van verordening nr. 2216/2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig richtlijn 2003/87 en beschikking 280/2004, op een vennootschap die dergelijke rechten bezit, kan niet als abnormale schade worden beschouwd. Dat dergelijke regels zijn vastgesteld in artikel 10 en vervolgens toegepast op de vennootschap, vormt namelijk geen abnormaal risico in de sector, namelijk die van de aan de communautaire regeling voor de handel in emissierechten onderworpen marktdeelnemers. Het zakengeheim kan zonder dergelijke regels niet worden gegarandeerd, waardoor het voortbestaan zelf van een emissierechtenmarkt zou worden bedreigd.

Daar de soms aanzienlijke technische storingen bij een internetinformatiesysteem via hetwelk rechten worden gewisseld, bekend zijn, kan de schade die overeenkomt met de waarde van de zonder toestemming van de vennootschap die rechten bezit, op andere rekeningen dan de hare elektronisch overgedragen emissierechten dus in geen geval worden geacht de aan de activiteiten in de betrokken sector inherente economische of technische risico’s te overschrijden.

(cf. punten 235‑238)