Language of document : ECLI:EU:C:2017:593

Zaak C560/15

Europa Way Srl
en
Persidera SpA

tegen

Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni e.a.

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato)

„Prejudiciële verwijzing – Elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten – Telecommunicatiediensten – Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/77/EG – Toewijzing van gebruiksrechten voor radiofrequenties voor terrestrische digitale radio‑ en televisie-uitzendingen – Annulering van een lopende kosteloze selectieprocedure (‚beauty contest’) en vervanging daarvan door een veilingprocedure – Ingreep van de nationale wetgever – Onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties – Voorafgaande raadpleging – Toewijzingscriteria – Gerechtvaardigd vertrouwen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 juli 2017

1.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Onderzoek van de verenigbaarheid van het nationale recht met het Unierecht – Daarvan uitgesloten – Verstrekking van alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het Unierecht aan de verwijzende rechterlijke instantie – Daaronder begrepen

(Art. 267 VWEU)

2.        Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Verzoek dat geen enkele precisering van de feitelijke en juridische context verstrekt en de redenen voor de verwijzing naar het Hof niet uiteenzet – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)

3.        Harmonisatie van de wetgevingen – Telecommunicatiesector – Elektronischecommunicatienetwerken en diensten – Regelgevingskader – Richtlijn 2002/21 – Onafhankelijkheid van de nationale regelgevende instanties – Annulering, door de nationale wetgever, van een door die instantie georganiseerde selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 2002/21 van het Europees Parlement en de Raad, art. 3, lid 3 bis)

4.        Harmonisatie van de wetgevingen – Telecommunicatiesector – Elektronischecommunicatienetwerken en diensten – Regelgevingskader – Richtlijnen 2002/20, 2002/21 en 2002/77 – Vervanging van een kosteloze selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties, die was uitgeschreven om de onrechtmatige uitsluiting van bepaalde marktdeelnemers op die markt te herstellen, door een niet-kosteloze procedure die is gebaseerd op een aangepast radiofrequentietoewijzingsplan met een kleiner aantal radiofrequenties – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Verificatie door de nationale rechterlijke instantie

(Richtlijnen van het Parlement en de Raad 2002/20, art. 3, 5 en 7, en 2002/21, art. 8, leden 2‑4, en 9; richtlijn 2002/77 van de Commissie, art. 2 en 4)

5.        Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Annulering van een selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties – Schending van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen – Geen

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 35, 36)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 39‑41, 45‑48)

3.      Artikel 3, lid 3 bis, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de nationale wetgever een lopende, door de bevoegde nationale regelgevende instantie georganiseerde selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties, in omstandigheden zoals die van het hoofdgeding, annuleert nadat deze bij een ministerieel besluit was geschorst.

(zie punt 58, dictum 1)

4.      Artikel 9 van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, de artikelen 3, 5 en 7 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/140, en de artikelen 2 en 4 van richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een kosteloze selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties, die was uitgeschreven om de onrechtmatige uitsluiting van bepaalde marktdeelnemers op die markt te herstellen, wordt vervangen door een niet-kosteloze procedure die is gebaseerd op een aangepast radiofrequentietoewijzingsplan met een kleiner aantal radiofrequenties, voor zover de nieuwe selectieprocedure is gebaseerd op objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria en strookt met de doelstellingen bedoeld in artikel 8, leden 2 tot en met 4, van richtlijn 2002/21, zoals gewijzigd. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, na te gaan of nieuwkomers op de markt voor digitale televisie op grond van de voorwaarden die worden gehanteerd binnen de niet-kosteloze selectieprocedure, een reële mogelijkheid hebben om tot die markt toe te treden zonder dat de al op de markt voor analoge of digitale televisie actieve marktdeelnemers op ongeoorloofde wijze worden bevoordeeld.

(zie punt 77, dictum 2)

5.      Het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de annulering van een selectieprocedure voor de toewijzing van radiofrequenties op de enkele grond dat marktdeelnemers zoals verzoeksters in het hoofdgeding tot die procedure waren toegelaten en hun als enige inschrijvers gebruiksrechten voor radiofrequenties voor terrestrische digitale radio‑ en televisie-uitzendingen zouden zijn toegewezen indien de procedure niet was geannuleerd.

(zie punt 83, dictum 3)