Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 9 juli 2004 ingesteld door Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Commissie van Europese Gemeenschappen

(Zaak T-286/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 9 juli 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door R. Thompson QC en S. Grodzinski, Barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren artikel 2 van beschikking 2004/451/EG van de Commissie houdende goedkeuring voor het begrotingsjaar 2003 van de door de lidstaten ingediende rekeningen inzake de door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw gefinancierde uitgaven (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 1699)1, voorzover betrekking hebbende op de rekeningen van Rural Payments Agency, Department of Agriculture and Rural Development, Forestry Commission en Countryside Council for Wales;

-    voor recht te verklaren dat de beschikking om de rekeningen van Scottish Executive Environment and Rural Affairs Department buiten beschouwing te laten, onrechtmatig is, voorzover zij is gebaseerd op het feit dat de steekproefmethode in de door het Directoraat-generaal VI (Landbouw) in juli 1998 uitgevaardigde Richtsnoer nr. 8 niet in acht zou zijn genomen;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Beschikking 2004/451 van de Commissie is gegeven in het kader van verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid2. In het bestreden artikel 2 heeft de Commissie besloten de rekening van onder meer de door verzoeker genoemde betaalorganen buiten beschouwing te laten en deze rekeningen in een toekomstige goedkeuringsbeschikking op te nemen.

Verzoeker stelt dat de beschikking om de rekeningen van bedoelde betaalorganen buiten beschouwing te laten uitsluitend of voornamelijk is gebaseerd op het feit dat de door de nationale rekenkamer van het Verenigd Koninkrijk gehanteerde steekproefmethode ter voorbereiding van haar jaarverslag en de verklaringen voor de rekeningen van 2003, afweek van de in Richtsnoer nr. 8 voorgestelde bijzondere steekproefmethode.

Tot staving van zijn verzoek betoogt verzoeker in de eerste plaats, dat de Commissie rechtens niet bevoegd is om van nationale certificerende instanties te verlangen dat zij zich conformeren aan de in een Richtsnoer vastgestelde methode, wanneer zij erkent dat de criteria in verordening nr. 1258/99 en verordening nr. 1663/95 in acht zijn genomen.3

Verzoeker stelt voorts, dat de Commissie rechtens gedwaald heeft door haar eigen Richtsnoer uit te leggen als een verbindende rechtsregel. Ook al zou, in tegenstelling tot hetgeen verzoeker stelt, worden beslist dat de Richtsnoer in beginsel verbindende rechtsregels kan creëren, dan nog meent verzoeker dat de Richtsnoer op zijn minst voor tweeërlei uitleg vatbaar is en dat de uitlegging van de Commissie in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.

Verzoeker stelt eveneens, dat de handelwijze van de Commissie om haar eigen uitlegging van Richtsnoer 8 te willen opleggen, in het licht van de voorgeschiedenis van deze kwestie, in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Bovendien is de poging van de Commissie om de wijze te controleren waarop de nationale rekenkamer van het Verenigd Koninkrijk haar bevoegdheid uitoefent, in strijd met het in artikel 5 EG neergelegde subsidiariteitsbeginsel in artikel 5 EG, dat tot uitdrukking wordt gebracht in artikel 3, lid 1, van verordening nr. 1663/95.

Tot slot brengt verzoeker naar voren dat, mocht deze instelling betogen dat er andere overwegingen aan de bestreden beschikking ten grondslag hebben gelegen, deze beschikking wordt gekenmerkt door een kennelijke beoordelingsfout van de Commissie.

____________

1 - PB L 155 van 30.4.2004, blz. 129-133.

2 - PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103-112.

3 - Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie, PB L 158 van 08.07.1995, blz. 6.