Language of document :

Mededeling in het PB

 

Verzoek van de Högsta Domstol van 9 augustus 2005 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Nokia Corporation en Joacim Wärdell

(Zaak C-316/05)

(Procestaal: Zweeds)

De Högsta Domstol heeft bij beschikking van 9 augustus 2005, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 16 augustus 2005, in het geding tussen Nokia Corporation en Joacim Wärdell, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de navolgende vragen:

1. Moeten de speciale redenen in artikel 98, lid 1, eerste zin, van verordening (EG) nr. 40/941 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk, aldus worden uitgelegd dat een rechtbank die de gedaagde schuldig aan inbreuk op een gemeenschapsmerk bevindt, ongeacht de andere omstandigheden, een bijzonder verbod op voortgezette inbreuk achterwege kan laten, indien zij van oordeel is dat het risico van voortgezette inbreuk niet duidelijk of anderszins beperkt is?

2. Moeten de speciale redenen in artikel 98, lid 1, eerste zin, van de verordening inzake het gemeenschapsmerk, aldus worden uitgelegd dat een rechtbank die de gedaagde schuldig aan inbreuk op een gemeenschapsmerk bevindt, ook al is er geen speciale reden om een verbod op voortgezette inbreuk achterwege te laten in de zin van de eerste vraag, een dergelijk verbod achterwege kan laten op grond dat een voortgezette inbreuk duidelijk onder een wettelijk voorgeschreven algemeen verbod op inbreuk naar nationaal recht valt en dat gedaagde strafbaar is in geval van voortgezette inbreuk met opzet of uit grove nalatigheid?

3. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten dan bijzondere maatregelen worden genomen door bijvoorbeeld een dwangsom op te leggen, om ervoor te zorgen dat het verbod wordt nageleefd, ook al is het duidelijk dat een voortgezette inbreuk onder een wettelijk voorgeschreven algemeen verbod op inbreuk naar nationaal recht valt en dat de gedaagde strafbaar is in geval van voortgezette inbreuk met opzet of uit grove nalatigheid?

4. Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, geldt dit dan eveneens ingeval niet is voldaan aan de voorwaarden om een dergelijke bijzondere maatregel te nemen bij een overeenkomstige inbreuk op een nationaal merk?

____________

1 - PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1.