Language of document : ECLI:EU:T:2011:299

Zaak T‑409/09

Evropaïki Dynamiki – Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE

tegen

Europese Commissie

„Niet-contractuele aansprakelijkheid – Overheidsopdrachten voor diensten – Afwijzing van offerte van inschrijver – Nietigverklaring van besluit bij arrest van Gerecht – Verjaring – Termijnen wegens afstand – Gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk rechtens kennelijk ongegrond beroep”

Samenvatting van de beschikking

1.      Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Verjaringstermijn

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 46; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 102, lid 2)

2.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door onrechtmatige handeling – Begrip – Verlies van kans – Daaronder begrepen – Voorwaarden

(Art. 288 EG)

3.      Beroep tot schadevergoeding – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Verjaringstermijn – Aanvang

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

4.      Overheidsopdrachten van Europese Unie – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie – Verjaringstermijn – Aanvang

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

1.      De termijn wegens afstand betreft slechts de procestermijnen en niet de verjaringstermijn, waarvan het verstrijken leidt tot verval van de vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid, die dus niet wordt verlengd met een termijn wegens afstand. Dienaangaande berusten de verjaringsregels voor de vorderingen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie op strikt objectieve criteria op straffe van afbreuk aan het rechtszekerheidsbeginsel, dat juist de grondslag is van de verjaringsregeling.

De procestermijnen zoals de beroepstermijnen en de vijfjarige verjaringstermijn van de vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid tegen de Unie zijn naar hun aard verschillende termijnen. De beroepstermijnen zijn namelijk van openbare orde en laten de partijen of de rechter geen enkele vrijheid, daar zij duidelijkheid en zekerheid in juridische situaties moeten brengen. De Unierechter kan derhalve zelfs ambtshalve nagaan of het beroep binnen de gestelde termijn is ingesteld. De rechter kan daarentegen niet ambtshalve een middel opwerpen inzake verjaring van de vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid.

Bovendien wordt de verjaringstermijn gestuit hetzij door een bij de Unierechter ingesteld beroep, hetzij door een eerder gedaan verzoek, gericht door de benadeelde tot de bevoegde instelling, met dien verstande dat in dit laatste geval slechts sprake is van stuiting indien na het verzoek binnen de naargelang van het geval in artikel 230 EG of artikel 232 EG gestelde termijn beroep wordt ingesteld.

Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt hoe dan ook geen onderscheid gemaakt naargelang de oorzaak van de stuiting van deze termijn voortvloeit uit de instelling van beroep of de indiening van een voorafgaand verzoek. De toepassing dienaangaande van de termijn wegens afstand zou meebrengen dat er verjaring is na een verschillende duur naargelang de benadeelde ervoor koos zich rechtstreeks tot de Unierechter of vooraf tot de bevoegde instelling te wenden. Een dergelijk in het Statuut van het Hof onbekend onderscheid stelt het verstrijken van de verjaringstermijn afhankelijk van een niet-objectieve factor en heeft ook tot gevolg dat geschillen veeleer voor de rechter worden geregeld dan in der minne.

(cf. punten 46, 56, 75‑78)

2.      De niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie is afhankelijk van een aantal voorwaarden: onrechtmatigheid van de aan de instellingen verweten gedraging, werkelijk geleden schade en een oorzakelijk verband tussen die gedraging en de gestelde schade.

Aan een van deze voorwaarden is niet voldaan als geen enkel causaal verband kan worden vastgesteld tussen de onrechtmatige afwijzing van de offerte van een inschrijver in de eerste aanbestedingsprocedure en de schade die hij zou hebben geleden door het verlies van de kans op het verkrijgen van andere opdrachten in het kader van procedures die verband houden met de eerste opdracht.

Het verlies van de kans op het verkrijgen van de vervolgopdracht kan hoe dan ook alleen als een reële en zekere schade worden aangemerkt, ingeval de betrokken onderneming zonder het gestelde onrechtmatig handelen van de Commissie buiten alle twijfel de eerste opdracht zou zijn gegund. In een stelsel van openbare aanbestedingen beschikt de aanbestedende dienst evenwel over een aanzienlijke beoordelingsvrijheid ter zake van de toewijzing van een opdracht.

(cf. punten 47, 83‑87)

3.      De verjaringstermijn gaat in wanneer aan alle vereisten voor het ontstaan van de schadevergoedingsplicht is voldaan, met name wanneer de te herstellen schade zich heeft geconcretiseerd. In het bijzonder in de geschillen die ontstaan uit individuele handelingen, gaat de verjaringstermijn in wanneer deze handelingen gevolgen teweeg hebben gebracht voor de personen tot wie zij zijn gericht.

De nauwkeurige en omstandige kennis van de feiten van de zaak door de benadeelde is niet van belang, daar kennis van de feiten niet behoort tot de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor ingang van de verjaringstermijn.

Anders zou verwarring ontstaan tussen het formele criterium betreffende de aanvang van de verjaringstermijn en de vaststelling dat is voldaan aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid, waarover uiteindelijk alleen de bodemrechter een definitieve uitspraak kan doen. Bij stuiting van de verjaringstermijn van de vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie zolang de mogelijk benadeelde niet persoonlijk tot de overtuiging is gekomen dat hij schade heeft geleden, vervalt deze vordering uiteindelijk op een ander tijdstip naar gelang van de individuele perceptie van iedere partij dat werkelijk sprake is van schade. Zulks is in strijd met het vereiste van rechtszekerheid, dat noodzakelijk is voor de toepassing van de verjaringstermijnen.

(cf. punten 48, 50, 62, 64)

4.      Aan de voorwaarde dat sprake is van een zekere schade is voldaan wanneer de schade met voldoende zekerheid imminent en voorzienbaar is, ook al kan zij nog niet nauwkeurig worden becijferd, en de verjaring kan pas ingaan op het tijdstip waarop de geldelijke schade daadwerkelijk is ingetreden. Voor het ingaan van de verjaringstermijn doet niet ter zake dat de onrechtmatige gedraging van de Unie bij rechterlijke beslissing is vastgesteld.

In het kader van een aanbestedingsprocedure vloeit voor de niet-gekozen gegadigde de schade wegens de niet-verkrijging van de opdracht en het verlies van de kans deze laatste te verkrijgen rechtstreeks en onmiddellijk voort uit het besluit tot afwijzing van zijn offerte, onafhankelijk van de toekomstige ondertekening van een specifieke overeenkomst tussen de gemeenschapsinstelling en de gekozen gegadigde alsook uit de motivering van deze afwijzing.

De afwijzing van de offerte is derhalve het feit dat leidt tot de aansprakelijkheidsvordering inzake overheidsopdrachten en concretiseert de beweerdelijk door de niet-gekozen inschrijver geleden schade. De verjaringstermijn gaat derhalve in vanaf de dag dat de niet-gekozen inschrijver persoonlijk is meegedeeld dat zijn offerte is afgewezen, ongeacht de dag van de bekendmaking van het bericht van gunning in het Publicatieblad.

(cf. punten 52, 61, 66, 68, 70)