Language of document : ECLI:EU:T:2015:248





Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 30 april 2015 – VTZ e.a./Raad

(Zaak T‑432/12)

„Dumping – Invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Kroatië – Definitief antidumpingrecht – Nieuw onderzoek bij de vervallen van maatregel – Waarschijnlijkheid dat schade zich opnieuw voordoet – Belang van de Unie – Kennelijk onjuiste beoordeling – Motiveringsplicht”

1.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen – Handhaving van een antidumpingmaatregel – Voorwaarden – Voortzetting of herhaling van de schade – Uitlegging op basis van de antidumpingovereenkomst van de GATT van 1994 – Beoordelingscriteria – Voortzetting of herhaling van de schade waarschijnlijk – Beoordelingsvrijheid van de instellingen – Omvang – Rechterlijke toetsing – Grenzen (Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, „antidumpingovereenkomst van 1994”, art. 11.3; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 11, lid 2, eerste alinea) (cf. punten 20‑26, 80)

2.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Verloop van het onderzoek – Gebruik van de beschikbare gegevens in geval van weigering van medewerking van de onderneming – Voorwaarden – Weigering van toegang tot de noodzakelijke informatie – Onderscheid tussen de in lid 1 respectievelijk lid 3 van artikel 18 van de basisverordening bedoelde situaties (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 6, lid 2, en 18, leden 1 en 3) (cf. punten 29, 34‑37)

3.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen – Handhaving van een antidumpingmaatregel – Voorwaarden – Voortzetting of herhaling van de dumping – Beoordeling op basis van de vermoedelijke omvang van de gecumuleerde import uit verschillende exportlanden – Voorwaarden – Noodzaak van een daadwerkelijke en niet onbeduidende omvang van de import uit elk land – Geen – Noodzaak om de omvang en de evolutie van de import uit de verschillende betrokken landen te onderzoeken – Geen (Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, „antidumpingovereenkomst van 1994”, art. 3.3; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 3, lid 4, en 11, lid 2) (cf. punten 42, 45‑48, 56‑58)

4.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Beginsel van gelijke behandeling van invoer uit verschillende landen – Draagwijdte ingeval van import van onbeduidende omvang – Verschil in behandeling, in het kader van een procedure van een nieuw onderzoek, naargelang de respectieve potentiële toename – Geen schending van het gelijkheidsbeginsel (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 21; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 9, lid 5, en 11, lid 2) (cf. punten 62‑64, 131, 132, 171)

5.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen – Handhaving van een antidumpingmaatregel – Voorwaarden – Voortzetting of herhaling van de schade – Uitlegging van de bewijzen tot staving dat herhaling van de schade waarschijnlijk is – Strikter bewijsvereiste dan wanneer voortzetting van de schade waarschijnlijk is – Geen (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 11, lid 2) (cf. punten 73, 74)

6.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen – Handhaving van een antidumpingmaatregel – Voorwaarden – Voortzetting of herhaling van de schade – Omstandigheden die in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling of voortzetting of herhaling van de schade waarschijnlijk is – Bestaan van aanzienlijke ongebruikte productiecapaciteiten – Herstel van de industrie van de Unie – Noodzaak van een globale beoordeling van alle relevante factoren (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 11, lid 2) (cf. punten 92, 93, 108, 109, 124‑128)

7.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Verordeningen tot instelling van antidumpingrechten – Fouten en tegenstrijdigheden die voor de conclusie van geen belang zijn – Geen niet-nakoming van de motiveringsplicht (Art. 296 VWEU) (cf. punten 96, 97, 191, 201, 204‑207)

8.                     Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Middel dat voor het eerst ter terechtzitting of in repliek wordt aangevoerd – Niet-ontvankelijkheid [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, c), en 48, lid 2, eerste alinea] (cf. punten 101, 158)

9.                     Beroep tot nietigverklaring – Bestreden handeling – Beoordeling van de rechtmatigheid aan hand van de gegevens die beschikbaar waren op het ogenblik van vaststelling van de bestreden handeling (Art. 263 VWEU) (cf. punt 118)

10.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen – Handhaving van een antidumpingmaatregel – Voorwaarden – Bestaan van een Uniebelang – Beoordeling – Noodzaak om de verschillende particuliere en algemene belangen af te wegen – Omvang van de motiveringsplicht – Rechterlijke toetsing – Grenzen (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 9, lid 4, 11, leden 2, 5 en 9, en 21) (cf. punten 135‑144, 154, 160‑164, 167)

11.                     Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Voortzetting of herhaling van de schade waarschijnlijk – Beoordelingsvrijheid van de instellingen – Grenzen – Eerbiediging van de beginselen van behoorlijk bestuur en van de rechten van verdediging (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 11, lid 2, en 20) (cf. punten 177‑179)

12.                     Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Schending door een instelling van haar reglement van orde – Regels inzake de raadpleging van de lidstaten binnen het raadgevend comité voor antidumpingzaken – Middel dat door een natuurlijke of rechtspersoon wordt aangevoerd inzake niet-toezending of te late toezending aan het comité van documenten die geen belangrijke beoordelingselementen bevatten – Geen schending van wezenlijke vormvoorschriften (Art. 263 VWEU; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 15) (cf. punten 180‑184, 212, 216, 217)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 585/2012 van de Raad van 26 juni 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Rusland en Oekraïne, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 1225/2009, en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit Kroatië (PB L 174, blz. 5), voor zover zij de verzoekende partijen betreft

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Volžskij trubnyi zavod OAO (VTZ OAO), Taganrogskij metallurgičeskij zavod OAO (Tagmet OAO), Sinarskij trubnyj zavod OAO (SinTZ OAO) en Severskij trubnyj zavod OAO (STZ OAO) zullen hun eigen kosten alsook die van de Raad van de Europese Unie dragen.

3)

De Europese Commissie zal haar eigen kosten dragen.