Language of document : ECLI:EU:T:2013:590





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 12 november 2013 – North Drilling/Commissie

(Zaak T‑552/12)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Onjuiste beoordeling van feiten – Werking in tijd van gevolgen van nietigverklaring”

1.                     Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Conclusies strekkende tot bevel aan instelling – Niet-ontvankelijkheid (Art. 263 VWEU) (cf. punt 17)

2.                     Europese Unie – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van toezicht – Beoordeling van rechtmatigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op tijdstip van vaststelling van beschikking (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordening nr. 267/2012 van de Raad) (cf. punt 25)

3.                     Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting tot mededeling van nieuwe belastende elementen – Omvang (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordening nr. 267/2012 van de Raad) (cf. punt 26)

4.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Gedeeltelijke nietigverklaring van verordening of besluit betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Inwerkingtreding van nietigverklaring van verordening na afloop van termijn van hogere voorziening of afwijzing daarvan (Art. 264, tweede alinea, VWEU en 280 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 56, eerste alinea, en 60, tweede alinea; besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordening nr. 267/2012 van de Raad, bijlage IX) (cf. punten 30, 31)

5.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Nietigverklaring op twee verschillende tijdstippen van twee handelingen met identieke beperkende maatregelen – Gevaar voor ernstige aantasting van rechtszekerheid – Handhaving van gevolgen van eerste handeling tot aan inwerkingtreding van nietigverklaring van tweede handeling (Art. 264, tweede alinea, VWEU; besluit 2010/413/GBVB van de Raad, bijlage II; verordening nr. 267/2012 van de Raad, bijlage IX) (cf. punten 32‑35)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van, enerzijds, besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 282, blz. 58) en, anderzijds, uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 282, blz. 16), voor zover die handelingen verzoekster betreffen

Dictum

1)

Besluit 2012/635/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van North Drilling Co. is opgenomen in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB.

2)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2012 van de Raad van 15 oktober 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van North Drilling is opgenomen in bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010.

3)

Bijlage IX bij verordening nr. 267/2012 wordt nietig verklaard voor zover zij North Drilling betreft.

4)

De gevolgen van besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2012/635, worden gehandhaafd wat North Drilling betreft, vanaf de inwerkingtreding ervan op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie totdat de gedeeltelijke nietigverklaring van verordening nr. 267/2012 effect sorteert.

5)

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen en die welke North Drilling in het kader van het onderhavige beroep en in de procedure in kort geding heeft gemaakt.