Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Consiglio di Stato (Italië) op 15 december 2020 – Unilever Italia Mkt. Operations Srl / Autorità Garante delle Concorrenza e del Mercato

(Zaak C-680/20)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Unilever Italia Mkt. Operations Srl

Verwerende partij: Autorità Garante delle Concorrenza e del Mercato

Prejudiciële vragen

1)    Wat zijn, buiten gevallen van zeggenschap over vennootschappen, de criteria op grond waarvan kan worden bepaald of door de contractuele coördinatie tussen formeel zelfstandige en onafhankelijke ondernemers een economische eenheid in de zin van de artikelen 101 en 102 VWEU ontstaat? In het bijzonder, kan het bestaan van een zekere mate van inmenging in het handelsbeleid van een andere onderneming – dat kenmerkend is voor de commerciële samenwerking tussen producenten en tussenpersonen in de distributie – volstaan opdat deze ondernemingen kunnen worden geacht deel uit te maken van een economische eenheid? Of moet daarvoor tussen de twee ondernemingen een ,hiërarchischʼ verband bestaan, waarvan sprake kan zijn in geval van een overeenkomst op grond waarvan meerdere autonome vennootschappen zich ,onderwerpenʼ aan de leiding en de coördinatie van een van hen, met als gevolg dat de mededingingsautoriteit bewijs moet leveren van meerdere systematische en voortdurende sturende handelingen waarmee invloed kan worden uitgeoefend op de beheersbeslissingen van de onderneming, dat wil zeggen, op de strategische en operationele keuzen van financiële, industriële en commerciële aard?

2)    Moet artikel 102 VWEU, met het oog op de beoordeling of er sprake is van misbruik van een machtspositie door middel van exclusiviteitsclausules, aldus worden uitgelegd dat de mededingingsautoriteit verplicht is na te gaan of deze clausules ertoe leiden dat even efficiënte concurrenten van de markt worden uitgesloten, en de door de partij verstrekte economische analyses betreffende de mate waarin de onderzochte gedraging even efficiënte concurrenten daadwerkelijk van de markt kan uitsluiten, grondig te beoordelen? Of is de mededingingsautoriteit in geval van exclusiviteitsclausules of handelwijzen die worden gekenmerkt door meerdere misbruikpraktijken (getrouwheidskortingen en exclusiviteitsclausules) niet wettelijk verplicht om de beschuldiging van oneerlijke mededinging op het criterium van de even efficiënte concurrent te baseren?

____________