Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 december 2001 ingesteld door EuroCommerce A.I.S.B.L. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-336/01)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 december 2001 beroep tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen ingesteld door EuroCommerce A.I.S.B.L., vertegenwoordigd door P.V.F. Bos en M. Nissen van het kantoor Dorsey & Whitney LLP te Brussel (België).

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

(de beschikking van de Commissie van 9 augustus 2001 betreffende een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst (zaak COMP/D1/29.373 - Visa International), nietig te verklaren;

(de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure;

(de Commissie te verwijzen in de kosten van EuroCommerce in verband met de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten:

Verzoekster is een internationale vereniging die tot doel heeft problemen in verband met de handel te onderzoeken en op te lossen. Zij heeft in dat verband verschillende klachten bij de Commissie ingediend betreffende de niet-tarifaire voorschriften en de multilaterale afwikkelingsvergoedingen die door betaalkaartorganisaties worden toegepast. De multilaterale afwikkelingsvergoeding wordt door de wervende bank (de bank van de handelaar) aan de emitterende bank (de bank van de klant) betaald. Die vergoeding is volgens verzoekster rechtstreeks van invloed op de vergoeding die een handelaar aan zijn wervende bank moet betalen voor het gebruik van betaalkaarten bij betaling door zijn klanten. De niet-tarifaire voorschriften zijn een geheel van regels betreffende het uitreiken en aanwerven van betaalkaarten.

Blijkens de bestreden beschikking zag de Commissie geen redenen om krachtens artikel 81 EG-Verdrag op te treden tegen de niet-tarifaire voorschriften. Volgens verzoekster is deze beschikking in strijd zowel met het EG-Verdrag als met de EER-overeenkomst.

Verzoekster stelt dat de Commissie haar recht te worden gehoord heeft geschonden. In haar opmerkingen naar aanleiding van de tweede brief op grond van artikel 6 van verordening nr. 2842/98 van de Commissie heeft zij haar klachten voorwaardelijk ingetrokken in de veronderstelling dat de Commissie de multilaterale afwikkelingsvergoeding zou verbieden. Die vergoeding houdt haars inziens nauw verband met de niet-tarifaire voorschriften. Later heeft de Commissie haar standpunt dienaangaande gewijzigd. Verzoekster had toen naar eigen zeggen echter geen gelegenheid meer haar opmerkingen te maken.

Verder is er volgens haar sprake van schending van artikel 81 EG-Verdrag en van het beginsel van behoorlijk bestuur, doordat de Commissie de niet-tarifaire voorschriften en de multilaterale afwikkelingsvergoedingen niet tezamen heeft beschouwd. Dit had wel moeten gebeuren teneinde vast te stellen of zij al dan geen nadelig effect voor de mededinging hebben. De Commissie heeft in de bestreden beschikking goedkeuring verleend voor de niet-tarifaire voorschriften en is voornemens dit ook voor de multilaterale afwikkelingsvergoeding te doen. Deze aspecten zijn echter nauw met elkaar verbonden en het gezamenlijke effect daarvan voor de mededinging had moeten worden onderzocht.

Ook heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en feitelijk gedwaald door het "discriminatieverbod" te aanvaarden, op grond waarvan handelaren hun kosten voor het gebruik van een debetkaart door een klant, deze niet in rekening mogen brengen. Dat verbod vormt een mededingingsbeperking, aangezien het handelaren belet de dreiging met die discriminatie te gebruiken als drukmiddel om over lagere handelarenvergoedingen te onderhandelen. De Commissie heeft op dat punt onvoldoende marktonderzoek verricht.

Ook heeft de Commissie een fout gemaakt door in de bestreden beschikking diverse andere regels goed te keuren. Zo aanvaardt de Commissie de "regels betreffende de grensoverschrijdende uitgifte", volgens welke een bank die kaarten wil gaan uitgeven in een andere staat moet voldoen aan de aldaar geldende voorschriften. Hierdoor wordt de markt de facto verdeeld en wordt voorkomen dat minder restrictieve regels in een staat door emitterende banken als concurrentievoordeel in een andere staat worden gebruikt. Verder heeft de Commissie een fout gemaakt door de "regels betreffende de grensoverschrijdende werving" goed te keuren, op grond waarvan het de handelaren in een staat wordt belet om een wervende bank te zoeken in een andere staat waar de multilaterale afwikkelingsvergoeding lager is.

Ten slotte heeft de Commissie haar goedkeuring van de "geen-werving-zonder-uitgifte"regel onvoldoende gemotiveerd. Op grond van die regel dient een bank die handelaren wil werven, een bepaald aantal kaarten aan klanten uit te geven voordat zij met haar wervingsactiviteiten kan beginnen. Dit komt neer op een marktverdelingsovereenkomst tussen de thans emitterende banken.

BL

____________