Language of document : ECLI:EU:T:2015:773

Zaak T‑358/13

Italiaanse Republiek

tegen

Europese Commissie

„Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven – Besluit waarbij een bepaald bedrag wordt aangemerkt als niet opnieuw te gebruiken in het kader van het plan voor plattelandsontwikkeling van de regio Basilicata – Artikel 30 van verordening (EG) nr. 1290/2005 – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 8 oktober 2015

1.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Vergelijkbare vereisten voor ter ondersteuning van een middel aangevoerde argumenten – Grieven niet uiteengezet in verzoekschrift – Niet-ontvankelijkheid

[Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 1, c)]

2.      Gerechtelijke procedure – Bewijs – Schriftelijk bewijsstuk – Bewijswaarde – Beoordeling door de Unierechter – Criteria

3.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit betreffende de goedkeuring van de rekeningen in het kader van de door het Elfpo gefinancierde uitgaven

(Art. 296 VWEU; verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 30 en 31)

4.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door het Elfpo – Vaststelling van onregelmatigheden in de toepassing door de nationale organen van de mechanismen van een gemeenschappelijke marktordening – Bevoegdheid van de Commissie om reeds in het stadium van de goedkeuring van de rekeningen financiële correcties aan te brengen

(Verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 26, lid 3, 27, leden 3 en 4, 30 en 31; verordening nr. 885/2006 van de Commissie, art. 11, lid 1)

5.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door het Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering van vergoeding van de uitgaven die voortvloeien uit onregelmatigheden in de toepassing van de regelgeving van de Unie – Betwisting door de betrokken lidstaat – Bewijslast – Verdeling onder de Commissie en de lidstaat

(Verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 30 en 31)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 46)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 49)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 56, 57)

4.      De Commissie is niet bevoegd bij het beheer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betalingsverplichtingen aan te gaan die niet stroken met de voorschriften van de betrokken gemeenschappelijke marktordening; deze regel geldt algemeen. Wanneer de Commissie vaststelt dat in de rekeningen van de betaalorganen uitgaven zijn opgenomen die in strijd met de Unierechtelijke voorschriften van de betrokken gemeenschappelijke marktordening zijn verricht, is zij dus bevoegd om daaraan alle gevolgen te verbinden en dus om reeds in het stadium van haar besluit tot goedkeuring van de rekeningen krachtens artikel 30 van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid financiële correcties aan te brengen in de jaarrekeningen van de betaalorganen.

In dat verband kan er geen sprake van zijn dat de Commissie verplicht zou zijn een valse declaratie van tussentijdse uitgaven voor een programma voor plattelandsontwikkeling te aanvaarden louter omdat het voldoet aan de in artikel 26, lid 3, van verordening nr. 1290/2005 vastgestelde formaliteiten voor de indiening ervan. De beschikking tot goedkeuring van de rekeningen vermeldt immers de bedragen die door elke lidstaat moeten worden betaald, die worden vastgesteld door het bedrag van de voor het betrokken begrotingsjaar ontvangen voorschotten in mindering te brengen op de voor hetzelfde jaar vastgestelde uitgaven. Wanneer de Commissie constateert dat sprake is van onregelmatigheden in de jaarlijkse uitgavendeclaratie voor een bepaald programma, mag zij niet vaststellen dat deze uitgaven ten laste komen van het Elfpo in het kader van de boekhoudkundige goedkeuring en moet zij dus hun financiering weigeren in afwachting van een eventuele niet-conformiteitsbeschikking.

Bovendien kan de Commissie niet worden verweten dat zij uitgaven, in de beslissing tot inleiding van de procedure tot conformiteitsgoedkeuring, overeenkomstig artikel 11, lid 1, van verordening nr. 885/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1290/2005, tegelijkertijd heeft beschouwd als een probleem in het kader van de goedkeuring van de rekeningen en als een opgeschort bedrag. Volgens artikel 27, lid 4, van verordening nr. 1290/2005 laten de op grond van lid 3 genomen beslissingen om de betalingen te schorsen of te verlagen de in de artikelen 30 en 31 van die verordening bedoelde beschikkingen immers onverlet. Bovendien wordt volgens artikel 30, lid 2, van voormelde verordening een op grond van artikel 30 vastgestelde beschikking gegeven onverminderd de beschikkingen die later op grond van artikel 31 worden gegeven en die betrekking hebben op de aan financiering door de Unie te onttrekken uitgaven, wanneer deze uitgaven niet overeenkomstig de Unierechtelijke voorschriften zijn verricht. Hieruit volgt dat de Commissie bij de vaststelling van een beschikking tot boekhoudkundige goedkeuring op basis van artikel 30, gevolgen mag verbinden aan de gebreken die in de kwaliteit van de ingediende rekeningen zijn ontdekt, en wel onafhankelijk van de beschikking tot conformiteitsgoedkeuring.

(cf. punten 68, 82, 83, 89)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 69‑71)