Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 18 juli 2011 door L tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 juli 2010 in de gevoegde zaken F-116/07, F-13/08 en F-31/08, L / Europees Parlement

(Zaak T-317/10 P)

Procestaal: Litouws

Partijen

Rekwirerende partij: L (Luxemburg, Groothertogdom Luxemburg) (vertegenwoordigers: A. Sèbe en V. Sviderskis, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 7 juli 2010 in de gevoegde zaken F-116/07, F-13/08 en F-31/08, L / Europees Parlement, vernietigen;

de door de rekwirerende partij in eerste aanleg geformuleerde vorderingen geheel of gedeeltelijk toewijzen;

het Europees Parlement verwijzen in de kosten van de procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij acht middelen aan:

Eerste middel: onjuiste uitlegging van het begrip "in antwoord op de klacht genomen besluit" ("décision prise en réponse à la réclamation"). Het besluit van het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegd gezag (hierna: "TAOBG") van het Europees Parlement van 10 juli 2007 is ten onrechte aangemerkt als een nieuw besluit waarbij de rekwirerende partij werd ontslagen en het eerste ontslagbesluit werd ingetrokken, aangezien het geen herstel opleverde van de situatie zoals die vóór het eerste besluit bestond.

Tweede middel: ontoelaatbaarheid van het besluit van het TAOBG van 13 februari 2008 tot afwijzing van de tweede klacht van de rekwirerende partij op grond dat hij dat besluit pas ontving op 27 februari 2008, dat wil zeggen nadat hij op 25 februari 2008 zijn derde klacht had ingediend.

Derde middel: schending van het recht van verweer. Het oordeel van het Gerecht voor ambtenarenzaken dat dit beginsel niet geldt voor een zaak waarin een op wederzijds vertrouwen gebaseerde tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, is in strijd met de rechtspraak van de rechters van de Europese Unie en met de uitspraken van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Vierde middel: het Gerecht voor ambtenarenzaken heeft de gevolgen van de schending van artikel 10 van de interne regels van het Parlement (betreffende de aanwerving van ambtenaren en andere personeelsleden) verkeerd opgevat door te oordelen dat het ontslagbesluit niet nietig kon worden verklaard wegens schending van de verplichting van voorafgaande kennisgeving van het personeelscomité.

Vijfde middel: schending van het beginsel van onpartijdigheid.

Zesde middel: schending van de motiveringsplicht, aangezien er geen motivering is gegeven voor het besluit van 10 juli 2007.

Zevende middel: schending van het recht op een effectieve gerechtelijke procedure, aangezien het Gerecht voor ambtenarenzaken heeft geoordeeld dat het niet bevoegd was om de juistheid en de ernst van de gronden voor ontslag te beoordelen.

Achtste middel: kennelijke beoordelingsfout, aangezien het ontslag van de rekwirerende partij niet was gebaseerd op feitelijk bewijs.

____________