Language of document :

Beroep ingesteld op 20 februari 2009 - Provincie Groningen en Provincie Drenthe/Commissie

(Zaak T-69/09)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partijen: Provincie Groningen (Groningen, Nederland) en Provincie Drenthe (Assen, Nederland) (vertegenwoordigers: C. Dekker en E. Belhadj, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partijen

Gedeeltelijke nietigverklaring van artikel 2 van Beschikking C(2008)8355 van de Commissie van 11 december 2008 inzake de vermindering van de bijstand uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor het enig programmeringsdocument voor de onder doelstelling 2 vallende regio Groningen-Drenthe - nr. 97.07.13.003, overeenkomstig Beschikking C(1997)1362 van de Commissie van 26 mei 1997, voor zover deze Beschikking betrekking heeft op de 2% forfaitaire correctie ter grootte van 1.139.346,24 EUR die is toegepast en de uitgaven met een totaalbedrag van 8.441.804 NLG die niet subsidiabel zijn verklaard, alsmede voor zover zij betrekking heeft op de extrapolatiecorrectie van 5,76% en ook voor zover zij betrekking heeft op de correctie van 1.160.456 NLG in verband met het niet-aanbesteden van opdrachten met een waarde onder de drempel, genoemd in de aanbestedingsrichtlijnen;

Verwijzing van de Commissie in de kosten van dit geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun verzoekschrift roepen verzoeksters ten eerste een schending in van artikel 24 van Verordening 4253/881, doordat de Commissie een geëxtrapoleerde correctie van 5,76% heeft toegepast vanwege geconstateerde fouten en een forfaitaire correctie van 2% heeft toegepast voor het niet naleven van specifieke project- en programmavoorwaarden, terwijl deze correcties niet op genoemd artikel kunnen worden gebaseerd.

Ten tweede roepen verzoeksters een schending in van de artikelen 28 en 49 EG, doordat de Commissie heeft miskend dat opdrachten met een waarde die lager is dan de drempelbedragen, genoemd in Richtlijn 93/37/EEG2, Richtlijn 93/38/EEG3 en Richtlijn 92/50/EEG4 betreffende openbare aanbestedingen enkel overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van goederen en diensten dienen te worden gegund indien sprake is van een grensoverschrijdend element.

Ten derde roepen verzoeksters een schending in van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, doordat de Commissie heeft vastgesteld dat opdrachten met een waarde die lager is dan de drempelbedragen, genoemd in de richtlijnen betreffende openbare aanbestedingen enkel overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van goederen en diensten dienen te worden gegund, terwijl dit ten tijde van het uitvoeren van het enig programmeringdocument voor de onder doelstelling 2 vallende regio Groningen-Drenthe niet duidelijk was.

Ten vierde roepen verzoeksters een schending in van het EG-Verdrag en in het bijzonder van artikel 2l1 EG, doordat de Commissie een forfaitaire korting van 2% heeft toegepast voor de vermeende niet-naleving van de nationale projectvoorwaarden, terwijl zij hiertoe geen bevoegdheid had.

Ten vijfde roepen verzoeksters een schending in van Verordeningen 4253/88 en 2064/975, doordat de Commissie miskent dat verzoeksters aan hun verplichtingen inzake het beheers- en controlesysteem hebben voldaan.

Ten zesde roepen verzoeksters een schending in van het vertrouwensbeginsel, doordat de Commissie bij verzoeksters de gegronde verwachting heeft gewekt dat het bestaande beheers- en controlesysteem en andere vormen van toezicht volstonden om aan hun verplichtingen te voldoen.

Ten zevende roepen verzoeksters een schending in van Verordening 4253/88, doordat de Commissie ten onrechte oordeelt dat het project Noord-Zuidroute niet tijdig is voltooid en dat er sprake is van tekortkomingen in de systemen voor beheer en controle waarvoor een vaste correctie van 2% wordt toegepast.

Ten achtste roepen verzoeksters een schending in van Richtlijn 93/36/EEG6, doordat de Commissie ten onrechte oordeelt dat in het kader van het project Waterfabriek Noorder Dierenpark Emmen contracten zijn gesloten voor de levering van membranen en een procesbesturingssysteem, welke contracten in strijd met Richtlijn 93/36/EEG zonder enige vorm van concurrentie zouden zijn gegund, terwijl Richtlijn 93/36/EEG dit in dit geval wel toestaat.

Ten negende roepen verzoeksters een schending in van Richtlijnen 92/50/EEG en 93/37/EEG, doordat de Commissie ten onrechte oordeelt dat in het kader van het project Waterfabriek Noorder Dierenpark Emmen een contract is gesloten ter zake van projectbeheer en kaderbeheer, welke contracten in strijd met Richtlijn 92/50/EEG zonder enige vorm van concurrentie zou zijn gegund, terwijl dit contract onderdeel uitmaakt van de realisatie van het werk in de zin van Richtlijn 93/37/EEG en derhalve niet apart aanbesteed hoeft te worden.

Ten tiende roepen verzoeksters een schending in van Richtlijn 93/38/EEG, doordat de Commissie ten onrechte oordeelt dat in het kader van het project Centraal Station Groningen een contract voor de huur van units voor tijdelijke accommodatie in strijd met Richtlijn 93/38/EEG is gegund, terwijl de realisatie van deze tijdelijke accommodatie gekwalificeerd dient te worden als "werk" in de zin van Richtlijn 93/38/EEG.

Ten elfde roepen verzoeksters een schending in van Verordening 4253/88, doordat de Commissie ten onrechte oordeelt dat de subsidiëring van het technologiecentrum Noord-Nederland niet in overeenstemming is met het enig Programmeringsdocument.

Tenslotte roepen verzoeksters een schending in van het EG-Verdrag en van Verordening 4253/88, doordat de Commissie ten onrechte voor de vaststelling van het totale foutenpercentage rekening houdt met de bevindingen omtrent het Verbouwplan Martinihal Groningen.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de coördinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (PB L 374, blz. 1).

2 - Richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 199, blz. 54).

3 - Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 199, blz. 84).

4 - Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209, blz. 1).

5 - Verordening(EG) Nr. 2064/97 van de Commissie van 15 oktober 1997 tot vaststelling van de voorwaarden ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad wat de financiële controle door de lidstaten op door de Structuurfondsen medegefinancierde verrichtingen betreft (PB L 290, blz. 1).

6 - Richtlijn 93/36/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (PB L 199, blz. 1).