Language of document : ECLI:EU:C:2020:802

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

8 oktober 2020 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Douanewetboek van de Unie – Artikel 124, lid 1, onder k) – Tenietgaan van de douaneschuld indien de goederen niet zijn gebruikt – Begrip ‚gebruikte goederen’ – Regeling actieve veredeling – Ontstaan van douaneschuld door niet-naleving van de voorschriften die zijn vastgesteld in het kader van de regeling actieve veredeling – Aanzuiveringsafrekening niet ingediend binnen de gestelde termijn”

In zaak C‑476/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Kammarrätt i Göteborg (bestuursrechter in tweede aanleg Göteborg, Zweden) bij beslissing van 19 juni 2019, ingekomen bij het Hof op 19 juni 2019, in de procedure

Allmänna ombudet hos Tullverket

tegen

Combinova AB,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J.‑C. Bonichot, kamerpresident, L. Bay Larsen, C. Toader, M. Safjan en N. Jääskinen (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: E. Tanchev,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Allmänna ombudet hos Tullverket, vertegenwoordigd door M. Jeppsson als gemachtigde,

–        de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek, O. Serdula en J. Vláčil als gemachtigden,

–        de Estse regering, vertegenwoordigd door N. Grünberg als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door K. Simonsson en F. Clotuche-Duvieusart als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 124, lid 1, onder k), van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1, met rectificatie in PB 2016, L 267, blz. 2; hierna: „douanewetboek”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Allmänna ombudet hos Tullverket (algemeen vertegenwoordiger van de Zweedse douane; hierna: „AOT”) en Combinova AB over een douaneschuld die is ontstaan in het kader van de invoer van goederen onder de regeling actieve veredeling.

 Toepasselijke bepalingen

3        Overweging 38 van het douanewetboek is als volgt verwoord:

„Het is dienstig rekening te houden met de goede trouw van de betrokkene wanneer door niet-naleving van de douanewetgeving een douaneschuld is ontstaan, en de gevolgen van onzorgvuldigheid van de schuldenaar zoveel mogelijk te beperken.”

4        Artikel 5 van dat wetboek luidt als volgt:

„In dit wetboek wordt verstaan onder:

[...]

16)      ‚douaneregeling’: een van de onderstaande regelingen waaronder goederen overeenkomstig het wetboek kunnen worden geplaatst:

[...]

b)      bijzondere regelingen,

[...]

[...]

37)      ‚veredeling’: een van de onderstaande handelingen:

a)      de bewerking van goederen, met inbegrip van het monteren, het assembleren en het aanpassen ervan aan andere goederen,

b)      de verwerking van goederen,

[...]

d)      de herstelling van goederen, met inbegrip van revisie en afstelling,

[...]

[...]”

5        Artikel 79, leden 1 en 2, van dat wetboek bepaalt het volgende:

„1.      Ten aanzien van aan invoerrechten onderworpen goederen ontstaat een douaneschuld bij invoer door niet-naleving van:

a)      een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie, de onttrekking van dergelijke goederen aan douanetoezicht, of het verkeer, de veredeling, de opslag, de tijdelijke opslag, de tijdelijke invoer of de verwijdering van dergelijke goederen binnen dat douanegebied;

b)      een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende de bijzondere bestemming van goederen binnen het douanegebied van de Unie; of

c)      een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

2.      Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

a)      het ogenblik waarop niet of niet langer wordt voldaan aan de verplichting waarvan de niet-naleving de douaneschuld doet ontstaan, of

b)      het ogenblik waarop een douaneaangifte voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling wordt aanvaard, indien achteraf blijkt dat in feite niet was voldaan aan een voorwaarde voor de plaatsing onder de regeling of de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht uit hoofde van de bijzondere bestemming van de goederen.”

6        Artikel 124 van het douanewetboek luidt als volgt:

„1.      Onverminderd de geldende bepalingen inzake de niet-invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoer- of uitvoerrechten in geval van een gerechtelijk geconstateerde insolventie van de schuldenaar, gaat een douaneschuld bij invoer of uitvoer teniet op een van de volgende wijzen:

[...]

k)      indien, behoudens lid 6, de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 79 en ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en het douanegebied van de Unie hebben verlaten.

[...]

6.      In het in lid 1, onder k), bedoelde geval gaat de douaneschuld niet teniet ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog te plegen.

[...]”

7        Artikel 211, lid 1, van dat wetboek bepaalt het volgende:

„Een vergunning van de douaneautoriteiten is vereist voor:

a)      het gebruik van de regeling actieve of passieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming;

[...]

De voorwaarden waaronder een of meer van de in de eerste alinea bedoelde regelingen mogen worden gebruikt of het beheer van opslagruimten is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.”

8        Artikel 256 van dat wetboek, waarin het gaat over het toepassingsgebied van de regeling actieve veredeling, bepaalt in lid 1 het volgende:

„Onverminderd artikel 223 kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie onder de regeling actieve veredeling worden gebruikt bij een of meer veredelingen zonder dat zij worden onderworpen aan:

a)      invoerrechten;

b)      andere heffingen overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften;

c)      handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Unie niet verbieden.”

9        Artikel 257, lid 1, van hetzelfde wetboek luidt als volgt:

„De douaneautoriteiten stellen overeenkomstig artikel 215 de termijn vast waarbinnen de regeling actieve veredeling moet worden gezuiverd.

Deze termijn gaat in op de datum waarop de niet-Uniegoederen onder de regeling zijn geplaatst en wordt vastgesteld met inachtneming van de tijd die nodig is om de veredeling uit te voeren en de regeling te zuiveren.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10      Op 23 november 2017 heeft Combinova met een vergunning van de Tullverket (Zweedse douanedienst) goederen ingevoerd via de in artikel 256 van het douanewetboek bedoelde douaneregeling actieve veredeling. Deze goederen werden op 11 december 2017 weer uitgevoerd.

11      Hoewel Combinova de aanzuiveringsafrekening uiterlijk op 22 februari 2018 bij de douanedienst moest indienen, te weten binnen dertig dagen na het verstrijken, op 23 januari 2018, van de aanzuiveringstermijn van de regeling, ontving deze dienst die afrekening pas op 6 maart 2018.

12      Aangezien de douanedienst van mening was dat het overschrijden van de termijn voor het indienen van de aanzuiveringsafrekening een douaneschuld had doen ontstaan op grond van artikel 79 van het douanewetboek, besloot hij om van Combinova douanerechten te heffen ter hoogte van 121 Zweedse Kronen (SEK) (ongeveer 11,50 EUR) plus belasting over de toegevoegde waarde voor een bedrag van 2 790 SEK (ongeveer 265 EUR).

13      Nadat Combinova tegen dit besluit beroep had ingesteld bij de Förvaltningsrätt i Göteborg (bestuursrechter in eerste aanleg Göteborg, Zweden), heeft deze rechter bij vonnis van 22 augustus 2018 geoordeeld dat dit besluit terecht was genomen en dat Combinova niet had aangetoond dat er redenen waren om aan te nemen dat de douaneschuld teniet was gegaan.

14      De AOT heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de Kammarrätt i Göteborg (bestuursrechter in tweede aanleg Göteborg, Zweden), en stelt zich in het voordeel van Combinova op het standpunt dat haar douaneschuld teniet moet gaan.

15      De AOT voert dienaangaande aan dat die schuld krachtens artikel 79, lid 2, onder a), van het douanewetboek is ontstaan op het tijdstip waarop de aanzuiveringsafrekening ingediend had moeten zijn, namelijk 22 februari 2018. Op dat moment hadden de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen het douanegebied van de Unie echter reeds verlaten, aangezien zij op 11 december 2017 weer waren uitgevoerd. De goederen zijn dus noch op het moment dat de douaneschuld is ontstaan, noch daarna gebruikt. Het gebruik voordat de douaneschuld ontstond, hield geen verband met het ontstaan van die douaneschuld en was in overeenstemming met de veredeling waarvoor door de douanedienst een vergunning was verleend. Tot slot bestaat er geen enkele aanwijzing dat Combinova heeft getracht fraude te plegen.

16      In die omstandigheden kan volgens de AOT niet worden aangenomen dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen op zodanige wijze zijn gebruikt dat de douaneschuld niet overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek tenietgaat.

17      Hoewel het niet de douanedienst was die bij de verwijzende rechter hoger beroep heeft ingesteld, heeft hij in het kader van de procedure opmerkingen ingediend. De douanedienst stelt niet dat de goederen zijn verbruikt. Volgens hem is de vraag veeleer of de goederen zijn „gebruikt” in de zin van artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek. Het begrip „gebruikte goederen”, dat in de douanewetgeving van de Unie niet is gedefinieerd, kan op twee manieren worden uitgelegd. Het kan namelijk ofwel betekenen dat de goederen zijn gebruikt overeenkomstig hun bestemming ofwel dat zij op de een of andere manier zijn gebruikt, wat impliceert dat zij zijn verwerkt. De grondgedachte achter de regeling actieve veredeling is dat de goederen op de een of andere manier worden verwerkt. Op grond van de vergunning voor actieve veredeling moest Combinova verschillende instrumenten herstellen en kalibreren, hetgeen overeenkomstig artikel 5, punt 37, van het douanewetboek onder het begrip „veredeling” valt.

18      De douanedienst voegt hieraan toe dat niet-Uniegoederen onder de regeling actieve veredeling kunnen worden gebruikt, zoals blijkt uit artikel 256, lid 1, van dat wetboek. Gelet op deze bepaling houdt het begrip „gebruikte goederen” dus in dat de goederen op de een of andere manier zijn verwerkt.

19      Aangezien in casu niet is aangevoerd dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen niet zijn verwerkt onder de regeling actieve veredeling, is er niet voldaan aan de voorwaarden voor het tenietgaan van de douaneschuld als bepaald in artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek.

20      De verwijzende rechter heeft twijfels over de betekenis van het in die laatste bepaling bedoelde begrip „gebruikte goederen”. Hij merkt op dat dit begrip een aantal maal voorkomt in het douanewetboek en dat artikel 256 van dat wetboek bepaalt dat niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie onder de regeling actieve veredeling kunnen worden gebruikt bij een of meer veredelingen zonder dat zij daarbij worden onderworpen aan, met name, invoerrechten.

21      De betekenis van het begrip „gebruikte goederen” in de zin van artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek dient dus te worden vastgesteld. Voorts dient, wat de beginselen betreft, te worden vastgesteld wanneer deze bepaling van toepassing is.

22      In die omstandigheden heeft de Kammarrätt i Göteborg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een beslissing over de volgende prejudiciële vraag:

„Een douaneschuld bij invoer of uitvoer die op grond van artikel 79 [van het douanewetboek] ontstaat gaat overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder k), [van dat wetboek] teniet indien ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en het douanegebied van de Unie hebben verlaten. Betekent de term ‚gebruikt’ dat de goederen zijn verwerkt of behandeld voor het doel waarvoor aan een onderneming een vergunning voor die goederen is verleend, of heeft de term betrekking op een gebruik dat verder gaat dan die verwerking of behandeling? Is het daarbij van belang of het gebruik plaatsvindt vóór of na het ontstaan van de douaneschuld?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

23      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde gebruik van goederen uitsluitend een gebruik betreft dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend in het kader van de regeling actieve veredeling als bepaald in artikel 256 van dat wetboek, of ook een gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen waarvoor een vergunning is verleend.

24      Overeenkomstig artikel 256 van het douanewetboek kunnen niet-Uniegoederen in het douanegebied van de Unie onder de regeling actieve veredeling worden „gebruikt” bij een of meer veredelingen zonder dat zij worden onderworpen aan, met name, invoerrechten.

25      In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat Combinova op 23 november 2017 goederen heeft ingevoerd onder de regeling actieve veredeling, nadat zij hiervoor van de douanedienst een vergunning had gekregen overeenkomstig artikel 211 van het douanewetboek, en dat deze goederen op 11 december 2017 weer werden uitgevoerd. Aangezien Combinova de aanzuiveringsafrekening niet had ingediend binnen dertig dagen na het verstrijken – op 23 januari 2018 – van de overeenkomstig artikel 257 van dat wetboek vastgestelde aanzuiveringstermijn, is er echter krachtens artikel 79 van datzelfde wetboek een douaneschuld ontstaan.

26      Volgens die laatste bepaling ontstaat ten aanzien van aan invoerrechten onderworpen goederen een douaneschuld bij invoer door niet-naleving van onder meer een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-Uniegoederen onder een douaneregeling.

27      Volgens artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek gaat de douaneschuld die is ontstaan op grond van artikel 79 van dat wetboek echter teniet indien is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en dat zij het douanegebied van de Unie hebben verlaten, met dien verstande dat volgens artikel 124, lid 6, zelfs in een dergelijk geval „de douaneschuld niet teniet[gaat] ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog te plegen”.

28      In tegenstelling tot de Estse en de Tsjechische regering en de AOT, die in wezen stellen dat het gebruik van goederen waarnaar wordt verwezen in artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek uitsluitend betrekking heeft op het gebruik dat verder gaat dan de verwerking waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend in het kader van de regeling actieve veredeling, is de Europese Commissie op basis van de gewone betekenis van het woord „gebruiken” in de omgangstaal van mening dat dit gebruik tevens ziet op de verwerking van de goederen in overeenstemming met die vergunning.

29      In dat verband dient meteen te worden vastgesteld dat het douanewetboek geen definitie bevat van het begrip „gebruikte goederen” in de zin van dat wetboek.

30      Bovendien blijkt uit de vergelijking van de verschillende taalversies van het douanewetboek dat in bepaalde daarvan, zoals de Zweedse, de Engelse, de Finse en de Nederlandse versie, dezelfde woorden worden gebruikt in artikel 256, lid 1, en in artikel 124, lid 1, onder k), terwijl dat in andere taalversies, zoals de Franse, de Duitse en de Roemeense, niet het geval is. Zo wordt in de Franse taalversie van artikel 124, lid 1, onder k), het woord „utilisées” gebruikt en in artikel 256, lid 1, de uitdrukking „mettre en œuvre”. Hetzelfde geldt voor de Duitse taalversie, waarin respectievelijk de woorden „verwendet” en „unterzogen werden” worden gebezigd. In de Roemeense taalversie staat dan weer respectievelijk „utilizate” en „folosirea”.

31      In deze context zij eraan herinnerd dat de formulering die in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling wordt gebruikt volgens vaste rechtspraak van het Hof niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of voorrang kan hebben boven de andere taalversies. Bepalingen van Unierecht moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in alle talen van de Unie. Wanneer de taalversies van een Unierechtelijke bepaling onderling afwijken, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (arresten van 15 november 2012, Kurcums Metal, C‑558/11, EU:C:2012:721, punt 48; 15 oktober 2015, Grupo Itevelesa e.a., C‑168/14, EU:C:2015:685, punt 42, en 23 januari 2020, Bundesagentur für Arbeit, C‑29/19, EU:C:2020:36, punt 48).

32      Zoals de Tsjechische regering in haar schriftelijke opmerkingen heeft benadrukt, wil artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek, gelezen tegen de achtergrond van overweging 38 en in samenhang met artikel 124, lid 6, van dat wetboek, het in dit verband mogelijk maken om de douaneschuld die is ontstaan op grond van artikel 79 van dat wetboek teniet te laten gaan wanneer er geen sprake is van een poging tot bedrog en wanneer bepaalde voorwaarden en verplichtingen die uit datzelfde wetboek voortvloeien, weliswaar niet zijn nageleefd, maar het vaststaat dat de goederen niet zijn gebruikt op een manier die het opleggen van douanerechten rechtvaardigt en dat deze goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten (zie naar analogie arresten van 5 oktober 1983, Esercizio Magazzini Generali en Mellina Agosta, 186/82 en 187/82, EU:C:1983:262, punt 14, en 2 april 2009, Elshani, C‑459/07, EU:C:2009:224, punt 29).

33      Het begrip „gebruikte goederen” in de zin van artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek moet derhalve aldus worden opgevat dat het niet op ieder gebruik betrekking heeft, maar alleen op een gebruik dat als zodanig een douaneschuld doet ontstaan.

34      In het kader van de regeling actieve veredeling zijn goederen die uitsluitend worden gebruikt bij veredelingen waarvoor een vergunning is verleend en die nadien weer buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd, en dus niet op de markt worden gebracht of op een vergelijkbare manier worden gebruikt, niet onderworpen aan invoerrechten.

35      Met betrekking tot goederen die onder die regeling zijn geplaatst, volgt hieruit dat het gebruik van goederen waarnaar artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek verwijst, noodzakelijkerwijs aldus moet worden opgevat dat het alleen betrekking heeft op gebruik dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor door de douaneautoriteiten een vergunning is verleend.

36      Indien het gebruik van goederen waarnaar deze bepaling verwijst tevens het gebruik zou omvatten dat in overeenstemming is met die veredelingen, zou het in het kader van de regeling actieve veredeling uitgesloten zijn dat een douaneschuld die op grond van artikel 79 van het douanewetboek is ontstaan, overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder k) van dat wetboek tenietgaat, wat in strijd zou zijn met het doel van de laatstgenoemde bepaling.

37      Artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek vormt, met name gelet op de verwijzing in deze bepaling naar artikel 79 van dat wetboek, een bepaling die van toepassing is op alle douaneregelingen van dat wetboek.

38      Het is juist dat het Hof met betrekking tot de regeling actieve veredeling zoals opgenomen in verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1992, L 302, blz. 1), dat vervangen is door het douanewetboek, heeft geoordeeld dat aangezien die regeling voor de hand liggende risico’s inhield voor de juiste toepassing van de douanevoorschriften van de Unie en voor de inning van de douanerechten, de begunstigden ervan de daaruit voortvloeiende verplichtingen strikt moesten nakomen, en dat de gevolgen die zij ondergaan bij niet-nakoming van hun verplichtingen eveneens strikt moesten worden uitgelegd. Het Hof heeft hieruit afgeleid dat de schending van de verplichting om de aanzuiveringsafrekening binnen de vereiste termijn in te dienen, een douaneschuld deed ontstaan voor het geheel van de aan te zuiveren invoergoederen, met inbegrip van die welke buiten het grondgebied van de Unie waren wederuitgevoerd (zie in die zin arrest van 6 september 2012, Döhler Neuenkirchen, C‑262/10, EU:C:2012:559, punten 41 en 48).

39      Met betrekking tot het hoofdgeding dient evenwel te worden vastgesteld dat het Hof niet wordt gevraagd of er al dan niet een douaneschuld ontstaat bij te late indiening van de aanzuiveringsafrekening in het kader van de regeling actieve veredeling, aangezien het in casu vaststaat dat een dergelijke schuld is ontstaan op grond van artikel 79 van het douanewetboek, maar wel of deze schuld teniet kan gaan op grond van artikel 124, lid 1, onder k), van dit wetboek.

40      Uit de bewoordingen van artikel 124, lid 1, onder k), volgt dat een op grond van artikel 79 van dat wetboek ontstane douaneschuld tenietgaat wanneer er is voldaan aan de voorwaarden van eerstgenoemde bepaling, tenzij er sprake is van een poging tot bedrog.

41      In casu kan de douaneschuld die op grond van artikel 79 van het douanewetboek is ontstaan omdat Combinova de aanzuiveringsafrekening te laat heeft ingediend, tenietgaan indien het met name inderdaad zo is, zoals blijkt uit punt 35 van dit arrest, dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen niet zijn gebruikt op een manier die verder gaat dan de veredelingen waarvoor door de douaneautoriteiten een vergunning was verleend, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

42      De verwijzende rechter stelt zich tevens de vraag of de omstandigheid dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde goederen vóór of na het ontstaan van de douaneschuld zijn gebruikt, relevant is voor de uitlegging van het begrip „gebruikte goederen” in de zin van artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek.

43      In dat verband bevat die laatste bepaling geen enkele aanwijzing dat het tijdstip waarop de erin bedoelde goederen worden gebruikt, relevant zou zijn om vast te stellen of de betrokken goederen zijn gebruikt in de zin van die bepaling.

44      Evenwel dient te worden vastgesteld dat overeenkomstig artikel 79, lid 2, onder a), van het douanewetboek, wanneer de douaneschuld is ontstaan als gevolg van de te late indiening van de aanzuiveringsafrekening en de goederen reeds opnieuw zijn uitgevoerd, deze goederen niet kunnen worden geacht na het ontstaan van de douaneschuld in het douanegebied van de Unie te zijn gebruikt in de zin van artikel 124, lid 1, onder k), van dat wetboek.

45      Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 124, lid 1, onder k), van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde gebruik van goederen uitsluitend een gebruik betreft dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend in het kader van de regeling actieve veredeling als bepaald in artikel 256 van dat wetboek, en niet ziet op een gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen waarvoor een vergunning is verleend.

 Kosten

46      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 124, lid 1, onder k), van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie moet aldus worden uitgelegd dat het in deze bepaling bedoelde gebruik van goederen uitsluitend een gebruik betreft dat verder gaat dan de veredelingen waarvoor de douaneautoriteiten een vergunning hebben verleend in het kader van de regeling actieve veredeling als bepaald in artikel 256 van die verordening, en niet ziet op een gebruik dat in overeenstemming is met de veredelingen waarvoor een vergunning is verleend.

ondertekeningen


*      Procestaal: Zweeds.